Vlam in de pan na „koehandel” minimumloon
De Tweede Kamer heeft een vaste gewoonte. Op de laatste vergadering voor een reces laat zij als het even kan nog één keer de vlam in de pan slaan. Zo nam zij donderdagavond minister De Geus van Sociale Zaken onder vuur. Vlak voor het herfstreces een verhit debat over het minimumloon.
VVD-kamerlid Weekers wilde er donderdagavond niet omheen draaien. Ja, de fractievoorzitters van CDA, VVD en D66 hadden onlangs nog wat „nagepraat.” Nadat ze het eens geworden waren over het buiten de no-claimregeling laten van de huisartsenzorg -een vurige wens van het CDA-, had de VVD „nog wat onderwerpen op tafel” gelegd. Waaronder een voorstel om langdurig werklozen te verplichten twee jaar lang te werken voor een salaris lager dan het minimumloon.
Daarover was men het bovendien in grote lijnen eens geworden. Maar het CDA was tot niets gedwongen, aldus Weekers. Het was een vrijwillig bereikte overeenstemming. Voortschrijdend inzicht bij de christen-democraten, zogezegd.
De linkse oppositie geloofde er geen snars van. „Ordinaire koehandel”, zo typeert PvdA-leider Bos de afspraken binnen de coalitie. Het CDA had zijn zin gekregen in de ruzie over de no-claimregeling. En dus was die partij nu gedwongen om toe te geven aan de wens van de VVD om het minimumloon aan te tasten. Van Aartsen had het eerder die dag toch zelf bekend? De VVD had een concessie gedaan, nu was het CDA aan de beurt.
Toch was dit donderdagavond niet de grootste grief van links. De diepe wens van de oppositie was kabinet en coalitiefracties tegen elkaar uit te spelen. Halverwege de dag leek dat aardig te lukken. De Geus gaf tegenover de media aan dat hij „afstand hield van” het plan van de coalitiefracties. In een inderhaast aangevraagd spoeddebat wilde Bos de bewindsman nog een stap verder brengen: het klip en klaar afwijzen van het coalitieplan.
Maar dat deed De Geus nu juist niet. Hoeveel reserves er in zijn woorden ook te proeven waren ten aanzien van het voorstel van zijn politieke vrienden, hen als een baksteen laten vallen deed hij niet. Het bracht Bos, Halsema en Marijnissen nota bene tot een motie van wantrouwen. „Het grote glijden bij minister De Geus is weer begonnen. Ooit maakte hij zich sterk voor behoud van de koppeling, wat later een loze belofte bleek. Ook zijn pal staan voor de WAO hield geen stand. En nu blijkt het minimumloon bij hem evenmin veilig.”
Toch waren de drie linkse fracties de enige die de woorden van De Geus zó hadden beluisterd. De coalitie had ze heel anders opgevat. Natuurlijk hadden ook zij gehoord dat De Geus hen openlijk uitdaagde hun plan maar zo snel mogelijk handen en voeten te geven, zodat er in het parlement over gediscussieerd kan worden. Maar zij hadden het gebrek aan enthousiasme in de woorden van de minister wel degelijk gesignaleerd.
Dat gold ook voor twee relatieve buitenstaanders. SGP-leider Van der Vlies had goed gehoord dat De Geus enkele piketpaaltjes had geslagen. Met name dat de bewindsman alleen akkoord zou gaan als de grondregels overeind bleven dat „bij volwaardig werk volwaardig loon hoort en dat gelijk werk ook gelijk beloond moet worden, wie dat ook verricht.” De SGP’er, die op zichzelf niet negatief staat tegenover het coalitieplan, besefte dat het voor VVD, CDA en D66 nog een hele klus wordt aan deze criteria te voldoen.
En ook ChristenUnie-kamerlid Huizinga-Heringa, uitgesproken tegenstander van morrelen aan het minimumloon, had het signaal van de minister verstaan. „Hij is wat mij betreft duidelijk geweest. De motie van afkeuring polariseert. Daar geven wij geen steun aan.”
Dat er donderdagavond van polarisatie sprake was, daarover was iedereen het eens. Maar wie maakte zich er het meest schuldig aan? Links, vond D66-kamerlid Bakker. Hij sprak over „een doorzichtige poging van de oppositie om in een tijd van spanning tussen kabinet en sociale partners nog meer olie op het vuur te gooien.” Waar de coalitie probeerde „de problemen van mensen in het land op te lossen”, hield Bos het, aldus Bakker, bij „demagogie” en „hol en inhoudsloos gemopper.”
De oppositie vond natuurlijk dat het juist CDA, VVD en D66 waren die polariseerden, al was het maar vanwege dit „oerdomme moment”, nota bene op de dag van een grote staking, waarop ze de vakbonden zozeer tegen de haren instreken. Dit was hét moment geweest voor De Geus om een gebaar te maken naar de vakcentrales door tegen de coalitiefracties te zeggen: Juist nu zit ik niet op uw plannen te wachten, aldus Bos. Door een dergelijke krachtige uitspraak had hij het vertrouwen kunnen herstellen. Maar in plaats daarvan werd Nederland getrakteerd op „het gebruikelijke CDA-geglibber.”