Op 83-jarige leeftijd predikant
De leeftijd waarop iemand predikant wordt, is doorgaans in de kracht van het leven. Ook bij zogenaamde late roepingen is het zelden dat zoiets na het vijftigste levensjaar is. Toen ds. Chr. van Dam –hij was 54 toen hij predikant werd– op de Theologische School kwam zei een van de studenten: „Van Dam, de priesters onder het Oude Testament moesten eruit als zij vijftig waren en jij komt erin nu je vijftig bent, dat kan toch nooit goed wezen?” De overigens zeer zachtmoedige Van Dam reageerde: „Pas op, jongeman, dat ik je niet nog begraven moet.” Toen hij ’s avonds aan de Heere vroeg of hij te oud was om predikant te worden, kreeg hij als antwoord Deuteronomium 34:7b: „Zijn oog was niet donker geworden en zijn kracht was niet vergaan.” Dat ging over Mozes, die op 80-jarige leeftijd was geroepen.
In het Groningerland was Jan Menses Kloppenburg 83 toen hij het ambt van predikant ontving. Geboren in 1757, werd hij in de leeftijd van 28 jaar aangenomen als lidmaat van de hervormde kerk te Nieuwe Pekela, waar in vroeger jaren de bekende Sicco Tjaden predikant was. Kloppenburg woonde in Stadskanaal, waar de ene helft kerkelijk bij Nieuwe Pekela hoorde. Hij was niet onbemiddeld, want hij was vervener en had verschillende scheepjes in de vaart. In Nieuwe Pekela stond hij in ieder geval aan de top van degenen die het hoogst werden aangeslagen bij de belasting. Hij was in Nieuwe Pekela vele jaren diaken en ouderling. Zelfs kreeg hij toestemming van de kerkenraad om te catechiseren en in gezelschappen een oefening te houden, zij het met stichtelijke schrijvers als uitgangspunt. Tijdens de Franse overheersing ten tijde van Napoleon raakte hij zijn bedrijf en vermogen kwijt. Hij moest geleend geld terugvragen en had daar voor zijn levensbehoefte niet genoeg aan, zodat hij nu zelf moest lenen. Daarbij kwam nog een beschuldiging van vijandige zijde dat hij schulden maakte vanwege een ergerlijk leven, waaronder dronkenschap. In een verklaring lezen we de zinsnede: „In al deze ellende (mijn vrouw is reeds het vlees van de botten afgeteerd) zoekt men mij ook nog te beschuldigen van onbekwaamheid als ouderling.” Desondanks moest hij per 1 januari 1816 zijn ambt neerleggen en zijn oefeningen stoppen. Hij verhuisde toen naar het gedeelte van Stadskanaal dat onder kerkelijk Onstwedde behoorde. Hij kreeg van de classis Winschoten toestemming om te oefenen onder de veenarbeiders te Stadskanaal.
Toen echter Hendrik de Cock werd afgezet stond Kloppenburg aan diens zijde. De afgescheiden gemeente te Stadskanaal werd dan ook te zijnen huize geïnstitueerd door Hendrik de Cock op 10 april 1835. Kloppenburg werd tevens tot catechiseermeester en oefenaar bevestigd.
Vanwege het grote predikantentekort spoorde de kerkenraad hem aan op artikel 8 predikant te worden. Alzo geschiedde: in 1841 werd hij door Hendrik de Cock bevestigd met Psalm 92:15-16, waar onder meer staat: „In de grijze ouderdom zullen zij nog vruchten dragen, zij zullen vet en groen zijn om te verkondigen dat de Heere recht is.”
Lees ook in Digbron:
Nooit te oud om predikant te worden - over Jan Menses Kloppenburg (Kerkhistorische Kroniek, 01-01-1970)