Mooie momenten bij vluchtelingen in Irak
In Noord-Irak zijn duizenden mensen op de vlucht geslagen voor IS. Velen zijn alles kwijt en wonen in vluchtelingenkampen. Drie christelijke vrouwen uit Aalsmeer, Barneveld en Amersfoort bieden ter plekke hulp. „Ik zou doordraaien als ik het niet aan het einde van de dag bij God kon neerleggen.”
Op de middelbare school wist ze al dat ze naar het buitenland wilde en dat ze mensen wilde helpen. „Dus ik ben hier zeker op mijn plek, zegt Astrid Klomp (28) uit Aalsmeer. Die ‘plek’ zijn de vluchtelingenkampen in de Noord-Iraakse provincies Duhok en Ninevé, waar duizenden mensen verblijven die gevlucht zijn voor IS en alles kwijt zijn. Kampen, die uit weinig meer bestaan dan lange rijen witte tenten. In de modderweggetjes daartussen spelen kinderen, hier en daar zitten oude mannen met geblokte hoofddoeken te roken.
Astrid Klomp, van huis uit verpleegkundige en orthopedagoog, geeft in het vluchtelingenkamp Shariya leiding aan een kliniek van Medair. Die christelijke organisatie verleent hulp in Noord-Irak met geld van ECHO, de humanitaire hulpafdeling van de Europese Commissie.
Verdriet
„In zo’n kamp kom je veel verdriet tegen”, vertelt ze. „Je hoort verhalen over mensen die in allerijl in een krakkemikkige auto zijn gevlucht en 24 uur later hoorden dat hun dorp met de grond gelijk was gemaakt. Er zijn veel mensen ontkomen, maar er zijn er ook zo veel die dat niet is gelukt. Dat raakt me. Het zwaarste aan het werk hier is dat we wel goede medische zorg kunnen bieden, maar dat we het diepe lijden van de mensen niet kunnen oplossen. Daar kun je geen pleister op plakken.”
Klomp werkt met een team van plaatselijke artsen en verpleegkundigen, die vaak zelf ook zijn gevlucht. Sommige van haar medewerkers zijn moslims, andere zijn Assyrische christenen en weer anderen jezidi’s – aanhangers van een religie waarbij een aartsengel in de vorm van een pauw wordt vereerd.
„Het is een interessante mix van mensen”, zegt ze. „Er zijn grote cultuurverschillen, en dat is niet altijd makkelijk. Alleen al de manier waarop ze wonden verbinden is anders, maar wie ben ik om dan te zeggen: Zo doen we dat niet? Het is mijn doel om dingen te verbeteren, maar dat vereist hier veel tact en ook zelfonderzoek. Want de manier waarop ik het gewend ben dingen te doen, is in deze omstandigheden niet altijd de beste.”
Klomp woont in de stad Duhok, waar geen strijd is. Ze zegt dat ze zich nooit zorgen maakt om haar veiligheid. „Mijn familie in Nederland doet dat ook niet. Ze steunen me volkomen”, vertelt ze. „Maar zonder mijn geloof zou ik niet in staat zijn om dit werk te doen. Ik zou doordraaien als ik het niet aan het einde van de dag bij God kon neerleggen.”
Onbereikbaar
„Wat ik moeilijk vind aan dit werk is dat er altijd mensen in nood zijn die we niet kunnen bereiken”, zegt haar collega Janet Luigjes (30). Luigjes komt uit Voorthuizen-Barneveld en geeft leiding aan de mobiele klinieken van Medair. Dat zijn verplaatsbare medische centra die hulp bieden op plaatsen waar vluchtelingen zonder gezondheidszorg zitten. Maar in een gebied waar zo veel strijd wordt geleverd, kunnen die klinieken niet iedereen bereiken.
„Soms weten we dat er mensen zijn die hulp nodig hebben, maar bijvoorbeeld vastzitten achter een frontlinie waardoor we hen niet kunnen bereiken. Het is aangrijpend om te horen dat mensen geen kant op kunnen en in de openlucht moeten zien te overleven – terwijl het hier ’s nachts heel koud kan zijn. Soms brengen dorpelingen hun eten of een deken. Maar je weet dat de omstandigheden erbarmelijk zijn”, zegt ze.
Ze vertelt dat ze net als haar collega Astrid altijd al graag mensen in nood wilde helpen. Ze werkte eerder in conflictgebieden zoals Zuid-Sudan en Afghanistan. „Daarmee vergeleken is Duhok heel rustig”, zegt ze. „Ik vond het zodoende niet eng om naar Irak te gaan. Mijn familieleden kunnen het ook goed loslaten. Ze zeggen: Je bent in Gods hand, en dat is de beste plek om te zijn. In Duhok merk je niet dat er een stuk verderop een oorlog woedt. Maar op de hulplocaties zie ik wel veel getraumatiseerde mensen. Ik zie het in hun ogen: ze hebben veel meegemaakt. De jonge mensen zijn te snel volwassen geworden. Ik bid altijd voor deze mensen, ik leg het bij God. Dat geeft me rust. Maar het is ook een strijd geweest. Zo veel ellende is gewoon niet te bevatten. Ik heb echt moeten leren op God te vertrouwen, dat Hij het ook echt in Zijn handen heeft.”
Mooie momenten
Bij de klinieken van Medair melden zich vaak mensen met ernstige chronische ziektes die lang niet zijn behandeld. Kinderen zijn ondervoed, hebben luchtweginfecties, bloedarmoede, diarree of schurft vanwege slechte hygiëne. Veel mensen hebben psychische klachten vanwege alles wat ze hebben meegemaakt.
Voor Luigjes is het soms moeilijk de balans te houden tussen werk en vrije tijd. „We zien veel nood. Er is altijd te veel werk, dus het is weleens lastig om je grenzen in de gaten te houden. Maar niemand heeft er wat aan als ik overwerkt raak.”
Ondanks al het leed zijn er ook zeker mooie momenten. „We kwamen op een gegeven moment met een mobiele kliniek in een gebied dat net heroverd was op IS. De leider van de gemeenschap kwam naar ons toe en zei: „Wat fijn dat jullie hier zijn. Alleen al het feit dat jullie ons komen opzoeken en aandacht voor ons hebben, is voor ons zo waardevol.” Als mensen zoiets tegen je zeggen, dan voel je je zo bemoedigd.”
Zowel Astrid Klomp en Janet Luigjes vertelt dat een sociaal leven zoals ze in Nederland hadden niet mogelijk is als je als hulpverlener in Noord-Irak zit. Ze hebben ook geen van beiden een partner. Hun collega Judith Manni (33) uit Amersfoort is daarentegen samen met haar man naar Irak gekomen. Ze zegt dat het een „wereld van verschil” is als je het werk samen met je levenspartner kunt doen. „Toen ik nog niet getrouwd was, heb ik in landen als Congo en Tsjaad gewerkt en dat is zwaar als je er alleen voor staat. Soms ben je de enige westerling en je blijft een vreemde eend in de bijt.”
Geroepen
Manni heeft economie gestudeerd en houdt zich bezig met logistiek, financiën en personeelsbeleid bij Medair. Haar man is arts. „Het lijden van de mensen is iets wat mij aangrijpt. Iedereen is geraakt in deze oorlog, op alle vlakken. Ik geloof dat ik geroepen ben om dit te doen. Als ik dat niet geloofde, zou ik hier niet kunnen zijn. Want je geeft er veel voor op. Je bent ver van je familie en je vrienden, je mist heel veel: verjaardagen, bruiloften, begrafenissen, dierbaren die naar het ziekenhuis gaan en die je niet kunt steunen. Mijn familie had gehoopt dat ik zo langzamerhand weer terug zou komen. Maar ze begrijpen ook dat dit is wat ik moet doen in mijn leven.”
Ze vertelt dat ze, omdat ze een kantoorbaan heeft, niet dagelijks met vluchtelingen te maken heeft. „Maar wat oorlog voor mensen betekent, komt wel heel dichtbij. Vlakbij waar ik woon, zitten mensen in een onafgebouwd huis met plastic voor de raamopeningen. Zij zijn gevlucht. Ik werk samen met Iraakse collega’s, allemaal mensen die dierbaren hebben verloren of familieleden hebben die nog in IS-gevangenschap zitten. Ik zie het als een voorrecht dat ik met die mensen kan werken. En ik weet dat wat ik doe bijdraagt aan de verlichting van pijn en zorgen. Dat is waarom ik hier ben.”