Tuchtrechter: Artsen moeten toch echt samenwerken
Twee artsen die gezamenlijk zorg dragen voor één patiënt; in de praktijk is dat natuurlijk niet uitzonderlijk. Maar wat als een van de twee, op uitdrukkelijk verzoek van de patiënt, zijn bemoeienis tegenover zijn collega verzwijgt? Onwenselijk, stelt het medisch tuchtcollege vast.
1. geschil
„Dokter, ik ben er klaar mee. Ik wil euthanasie.” Die hartenkreet slaakt de 60-jarige patiënt in het gesprek met zijn huisarts. De man heeft een lange medische voorgeschiedenis en lag al eens op het randje van de dood in het ziekenhuis. Hij lijdt aan een erfelijke stofwisselingsziekte en kampt met ernstig hartfalen en diabetes. Al een paar keer moesten hij en zijn echtgenote de huisartsenpost alarmeren, vanwege hevige aanvallen van benauwdheid en pijn.
De huisarts reageert behoedzaam. Hij wijst erop dat hij zeer zorgvuldig moet omgaan met dergelijke verzoeken en niet zomaar kan volstaan met een ja of nee. De vraag is bovendien of er nog wel in alle rust over de heikele kwestie kan worden gesproken. De toestand van de man verslechtert namelijk zienderogen. Er is dus ook acuut, medisch handelen nodig; tegen de benauwdheid en de pijn.
Wat de huisarts niet weet, is dat zijn patiënt al onder behandeling is, en wel bij een anesthesioloog met wie hij goed bevriend is. Hij schakelde deze specialist in, omdat hij niet tevreden was over de behandeling die hij kreeg op de huisartsenpost. Ooit klopte hij daar aan, met pijn- en benauwdheidsklachten, en kreeg toen tot zijn verbazing het advies om paracetamol en diclofenac in te nemen. Dat bracht hem aan het twijfelen, want eerder was hem verteld deze middelen juist niet te gebruiken, vanwege zijn hart- en nierklachten.
Een telefoontje naar zijn vriend, de anesthesioloog, gaf duidelijkheid. „Negeren, dat advies”, was de boodschap. „Ik schrijf wel even morfine voor.” Zo zorgde de specialist ervoor dat alsnog de juiste medicatie bij de patiënt belandde. Op diezelfde manier hielp de anesthesioloog zijn kameraad later nog aan het antipsychoticum haloperidol.
Intussen wordt het de huisarts steeds duidelijker dat euthanasie toepassen bij deze patiënt geen optie meer is. De man glijdt langzaam af naar een situatie van afnemend bewustzijn. Communiceren lukt bijna niet meer, de nadruk komt te liggen op het opschalen van de palliatieve zorg.
Aan de echtgenote van de patiënte laat hij op enig moment weten ook te willen beginnen met het toedienen van morfine. „Dat hebben we al in huis”, is haar reactie, waarna ze de door de anesthesioloog voorgeschreven en door haar bij de apotheek afgehaalde ampullen laat zien.
De huisarts neemt het hoog op dat de anesthesioloog hem onwetend heeft gelaten van zijn bemoeienissen met de patiënt. Hij meldt de kwestie bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ), die vervolgens een tuchtklacht indient tegen de specialist.
2. standpunten
Aan de tuchtrechter legt de anesthesioloog uit dat hij beslist niet zomaar stiekem wat heeft aangerommeld. Hij is pijnbehandelaar en wordt als lid van het pijn- en palliatieteam van het ziekenhuis veelvuldig ingeschakeld voor het bieden van terminale zorg.
Met de desbetreffende patiënt is hij in zijn ogen gewoon een behandelrelatie aangegaan. Hij heeft zijn adviezen en de voorgeschreven medicatie netjes bijgehouden in het medisch dossier en de levering volgens de regels laten verlopen via de ziekenhuisapotheek.
Dat de patiënt hem op het hart drukte om zijn betrokkenheid geheim te houden, kon hij billijken. De verstandhouding met de huisarts en de huisartsenpost was door het merkwaardige medicatieadvies verstoord geraakt.
Volgens de zorginspectie maakt de specialist zich er te makkelijk van af. De anesthesioloog ziet veel te weinig in welke risico’s er kunnen optreden als twee artsen langs elkaar heen werken, benadrukt de toezichthouder met klem.
3. oordeel
In veel argumenten van de anesthesioloog gaat de tuchtrechter mee. Inderdaad, hij was kundig en bevoegd; én met de behandelrelatie die hij aanging met de patiënt was op zich niets mis. Bovendien schreef hij niet alleen voor, hij belde ook met de patiënt en diens echtgenote om zo goed mogelijk geïnformeerd te blijven over het actuele ziekteverloop.
De redenering dat hij nu eenmaal had beloofd te zwijgen, vindt de tuchtrechter echter niet sterk. Zo goed mogelijk samenwerken geldt in de zorg nu eenmaal als de gouden standaard. Dat had dus anders gemoeten, en volgens de tuchtrechter ook anders gekund. De anesthesioloog had meer distantie in acht kunnen nemen en minstens kunnen proberen om de patiënt, zijn vriend, op andere gedachten te brengen, vindt de tuchtraad. Of hem kunnen aansporen een huisarts te zoeken in wie hij wel vertrouwen had.
De arts waarschuwen, en daarmee zakelijk terechtwijzen, is volgens de raad zeker nodig. En dat gebeurt dan ook.