Samer Laham: Hoop geven aan mensen in Syrië
Het geven van hoop aan mensen in oorlogsgebieden in het Midden-Oosten beschouwt hij als zijn missie. „Een christen moet altijd hoopvol zijn”, zegt Samer Laham.
Laham is regionaal directeur van Ecumenical Relief Service, de hulporganisatie van de Raad van Kerken van het Midden-Oosten, waarbij allerlei orthodoxe, protestantse en rooms-katholieke kerken zijn aangesloten. De raad staat in verbinding met het internationale netwerk voor kerkelijke hulpverlening ACT Alliance.
Structurele hulp
Laham, woonachtig in Beiroet, bezocht deze week een aantal bij dit netwerk betrokken organisaties in Nederland en Duitsland om te praten over de financiering van nieuwe projecten. Een ervan was Kerkinactie, de hulporganisatie van de Protestantse Kerk in Nederland. Op de terugreis naar zijn land had hij op station Utrecht Centraal even tijd over.
Laham zegt dat zijn reis vereist was omdat er veel geld nodig is voor structurele hulp. „Het is niet vanzelfsprekend dat mensen blijven geven. Men geeft over het algemeen liever aan noodhulp voor kleding en eten, waarmee mensen direct geholpen zijn. Die hulp is zeker nodig, maar hulp voor de langere termijn is ook onontbeerlijk. Mensen moeten niet alleen overleven maar ze moeten ook hoop krijgen voor de toekomst. Deze hulp is vaak duur omdat er specialisten voor nodig zijn, bijvoorbeeld bij het behandelen van trauma’s en voor het krijgen van werk.”
Enkele maanden terug was hij in Damascus, waar een programma loopt dat mensen helpt om weer een bestaan op te bouwen. Ze ontvangen daarbij geld en begeleiding van de organisatie. De geldsom kan, afhankelijk van het soort bedrijf dat ze starten, oplopen tot 1000 euro. „Zo kunnen mensen een winkel of een naaiatelier openen, beginnen als loodgieter of elektricien, of een reparatiebedrijf voor mobieltjes beginnen. Ze krijgen een half jaar begeleiding, waarna bekeken wordt hoe het verder gaat. Deze vorm van hulp is belangrijk voor de opbouw van het land en geeft de mensen weer hoop. Je ziet het aan hun ogen.”
Aleppo
Laham wil deze vorm van hulpverlening ook graag toepassen in Aleppo, dat onlangs door regeringstroepen van Syrië is heroverd op IS. „De stad ligt in puin en moet weer opgebouwd worden en daarvoor zijn duizenden vaklui nodig. Maar het is voor onze organisatie nu nog te gevaarlijk om er heen te gaan, omdat er nog overal mijnen liggen. Zodra de mijnen geruimd zijn en het veilig is, gaan we erheen. Bij het geven van hulp kijken we niet naar de geloofsovertuiging van mensen. We helpen iedereen die het nodig heeft. Meer dan 90 procent van onze hulp gaat niet naar christenen.”
Er trekken nog steeds christenen weg uit het Midden-Oosten, vertelt hij. „Als ze geld hebben en ze hebben familie in het Westen, vertrekken ze daarheen. Je ziet in Damascus veel appartementen waarin christenen woonden, leegstaan. Het opvallende is dat ze in de regel hun woonhuizen niet verkopen. Dat doen ze omdat ze willen terugkeren als dat maar enigszins mogelijk is. Van hun familie weten ze dat het opbouwen van een nieuw bestaan in het Westen niet eenvoudig is. Met het verkrijgen van een tweede nationaliteit willen ze hun toekomst veiligstellen. Als de situatie het toelaat, komen ze terug. De toekomst zal het leren of ze echt terugkomen.”
Zonder hoop
Op de vraag of hij hoopvol gestemd is, antwoordt Laham dat hem is opgevallen dat veel mensen in het westen zonder hoop leven. Hij noemt daklozen, het hoge aantal echtscheidingen, de grote aantallen mensen die bang zijn en de vele zelfmoorden. Hij is juist hoopvol. Vroeger had hij een technisch beroep, waarbij hij veel meer verdiende dan nu maar dit werk geeft hem meer voldoening. „Het heeft een doel. We doen het om mensen weer hoop te geven. Dat is toch het mooiste wat er is?”
Laham geeft aan dat christenen altijd vol goede moed moeten zijn, of ze nu in Nederland wonen of in het Midden-Oosten. „Zij zijn de mensen van de hoop. Jezus heeft tegen Zijn volgelingen gezegd toen Hij afscheid van hen nam dat ze niet bang hoefden te zijn omdat Hij altijd met hen was tot aan de voleinding der wereld. Als we dat geloven is er geen reden tot pessimisme.”