Column: Naamsverandering bij Liter
Een oplettende journalist van het Nederlands Dagblad meldde vorige week dat het literaire tijdschrift Liter zich niet meer christelijk noemt. En inderdaad, op het laatste nummer van Liter staat ”literair tijdschrift” op de plaats waar altijd ”christelijk literair tijdschrift” stond. Hoofdredacteur Len Borgdorff legde in het ND desgevraagd uit dat het woord ”christelijk” potentiële lezers afschrikte, en dat is de reden dat het blad zich nu anders afficheert – zonder toelichting in het tijdschrift zelf overigens.
Voor wie Liter niet kent: we hadden in Nederland in de jaren negentig twee christelijke tijdschriften voor literatuur: Woordwerk van Hans Werkman, en Bloknoot van Dirk Zwart. Uit een fusie van deze twee tijdschriften ontstond in 1998 Liter, dat na verloop van tijd andere accenten bleek te leggen dan Woordwerk en Bloknoot, onder meer door plaats in te ruimen voor auteurs die niet uitgesproken christelijk waren. Liter werd een hoogstaand en zelfs enigszins elitair tijdschrift. Het wist diverse subsidies binnen te slepen; nog steeds is het Nederlands Letterenfonds geldschieter.
Is de naamswijziging dus te interpreteren als een gevalletje van ”wiens brood men eet, diens woord men spreekt”? Van capitulatie voor religievijandige literatuurminnaars? Zat Liter met het christelijk geloof in zijn maag? Gaat bij Liter de reputatie boven de principes? Het kan allemaal meespelen, maar je kunt ook stellen dat het hele fenomeen christelijke literatuur als sociologisch verschijnsel een nogal krakkemikkige constructie is geweest.
Zo is nooit goed duidelijk geworden of de term ”christelijke literatuur” betrekking had op schrijvers of op de boeken die ze schreven. Was elk boek dat Pieter Nouwen schreef een christelijk boek omdat Nouwen christen was? Hoorde een historische roman over Augustinus van een seculiere auteur bij de christelijke literatuur? Andere kwesties: golden er minimale normen (geen seks en geen vloeken) of maximale (christelijk getuigenis)? Hoe vrijzinnig mocht een schrijver zijn om toch nog bij de christelijke literaire wereld gerekend te worden? Was ”christelijk” een compensatie voor een literair tekort, en zo nee, waarom kwamen christelijke schrijvers dan niet elders aan de bak? In de praktijk was het christendom van Liter bovendien al zo weinig scherp gearticuleerd dat het niet meer dan logisch is dat het blad zich nu herdefinieert als een tijdschrift voor literatuur en levensbeschouwing.
Een christelijk literair tijdschrift is niet onmisbaar; belangrijker zijn schrijvers die vrijuit orthodox zijn en goede boeken of gedichten schrijven. Het is mogelijk dat zo’n schrijver boven komt drijven via een (min of meer) christelijk literair tijdschrift en dan heeft het blad in dat opzicht een zeker nut gehad. Veel groter moeten we het niet maken.