Aantal besmettingen vogelgriepvirus hoog
Naar schatting waren meer dan 1000 mensen vorig jaar in Nederland besmet met het vogelgriepvirus. Bij de meesten leidde het virus niet tot gezondheidsklachten.
Dat is gebleken uit een gisteren gepubliceerd onderzoek van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en het Instituut voor Psychotrauma. In opdracht van het ministerie van Volksgezondheid deden zij onderzoek onder pluimveehouders en hun gezinsleden in de Gelderse Vallei, Beneden-Leeuwen, Noord-Brabant en Limburg, gebieden die getroffen werden door de vogelgriep. Ook hebben zij mensen die bij de bestrijding van de epidemie zijn ingezet, zoals dierenartsen en ruimers, ondervraagd.
Er waren 453 personen die zich meldden met gezondheidsklachten, vooral met oogvliesontsteking. De helft van de 500 onderzochte mensen die tijdens de epidemie contact hadden met besmet pluimvee, had antistoffen tegen het vogelgriepvirus.
Dat het virus besmettelijker is dan gedacht, kwam al eerder uit onderzoek naar voren. Toen ontbraken nog exacte cijfers over de epidemie in 2003, die aan één dierenarts het leven kostte. Uit het RIVM-onderzoek blijkt dat het antivirale middel oseltamivir mensen tegen besmetting beschermde. Dat kan niet aangetoond worden van veiligheidsbrillen of mond- en neusmaskers.
Behalve het gevaar van besmetting met het virus kregen betrokken pluimveehouders te maken met stress, vermoeidheid en depressieve klachten. Eenderde van de pluimveehouders met een geruimd bedrijf had die klachten. Bestrijders van de epidemie klaagden twee keer zo vaak als andere Nederlanders over vermoeidheid.
Helemaal vast staan de huidige cijfers niet. Bij het bestrijden van de vogelpest zijn honderden mensen uit het buitenland ingezet. De groep ruimers bestond uit een groot aantal mensen uit Oost-Europa, Afrika en asielzoekers. Zodoende was het volgens het RIVM moeilijk alle personen die mogelijk met het virus in aanraking zijn geweest te betrekken bij het onderzoek.