Vrijheid van opvoeding dient ouder én kind
De vrijheid van onderwijs is het recht van het kind om onderwijs te krijgen dat aansluit bij de godsdienstige of levensbeschouwelijke sfeer thuis. Die benadering sluit aan bij de groeiende nadruk op de rechten van het kind.
De sfeer in de Tweede Kamer en in de media was grimmig. Op het eerste gezicht leek vooral de vrijheid van bijzondere scholen onder vuur te liggen. Maar bij nader inzien bleek de toorn dieper te zitten en richtten de giftige pijlen zich op de vrijheid die ouders hebben om hun kinderen op te voeden in lijn met klassiek-christelijke opvattingen. Daarmee staat op dit moment ten diepste opvoedingsvrijheid van ouders ter discussie. Speel echter ouders en kinderen niet tegen elkaar uit.
Veilig thuis
In het inmiddels beruchte debat over de Burgerschapswet afgelopen maandag bleek dat de tot nu toe onbetwiste opvoedingsvrijheid van ouders niet langer vanzelfsprekend is. SP-Kamerlid Kwint zei het ronduit: kinderen zijn niet alleen onveilig op school, maar ook thuis als ze de pech hebben dat hun ouders een traditionele visie hebben op seksualiteit. Letterlijk: „Je hebt dan namelijk twee ouders (…) die een document hebben ondertekend waarin ze afstand nemen van jouw seksuele geaardheid.”
Ik ga er nu maar even aan voorbij dat reformatorische scholen niet de homoseksuele leerling en zijn geaardheid afkeuren, maar een klassieke overtuiging uitspreken over seksualiteit. Schokkend is dat politiek en maatschappij niet alleen invloed willen achter de deur van de school, maar ook achter ieders huisdeur. Is het dan vreemd als orthodoxe christenen het gevoel krijgen dat de volgende stap weleens een melding bij Veilig Thuis zou kunnen zijn?
Gezamenlijk belang
De frontale aanval op de vrijheid van onderwijs én de steun die daarvoor leeft, zijn misplaatst. Niet alleen in de Grondwet maar ook in internationale verdragen ligt vast dat de overheid af moet blijven van het recht van ouders om de opvoeding en het onderwijs van hun kinderen te laten aansluiten bij hun godsdienstige of levensbeschouwelijke overtuiging. Dat recht was altijd stevig verankerd, onder andere als vrucht van bittere ervaringen onder totalitaire regimes. De opvoeding verdient bescherming, voor ouders én kinderen. De vrijheden van godsdienst en onderwijs gaan namelijk niet alleen om het beleven van je overtuiging, maar ook over het belijden ervan in woord en daad. De meningsuiting is daarvan een wezenlijk onderdeel. Waarom zouden we wel pal staan voor hen die een ander bespottelijk maken, maar niet voor ouders die hun kind naar eer en geweten willen onderwijzen?
Groen van Prinsterer merkte tijdens de schoolstrijd terecht op dat de vrijheid van onderwijs in de kern gaat om godsdienstvrijheid ten aanzien van de kinderen. De vrijheid van onderwijs houdt niet op bij het leven van de volwassenen zelf, maar omvat ook het recht om de hun geschonken kinderen naar hun overtuiging op te voeden. Die vrijheid kunnen we trouwens ook vanuit het perspectief van het kind bekijken: de vrijheid van onderwijs is het recht van het kind om op school onderwijs te krijgen dat aansluit bij de vertrouwde godsdienstige of levensbeschouwelijke sfeer thuis. Die benadering sluit aan bij de groeiende nadruk op de rechten van het kind. Het kind heeft pedagogisch gezien baat bij een stabiele basis, juist als er indringende vragen spelen over bijvoorbeeld de seksuele gerichtheid.
Natuurlijk roept de vrijheid van opvoeding soms ongemak op. Dat ongemak leeft bij de seculiere meerderheid over orthodoxe ouders, maar geldt het omgekeerd niet evenzeer als het gaat om de schadelijke gevolgen voor kinderen van bijvoorbeeld een vrije seksuele opvoeding? De democratische rechtsstaat gaat er terecht van uit dat de meerderheid niet altijd gelijk heeft. En laten we eerlijk zijn: het homohuwelijk bijvoorbeeld is geen fundament van de rechtsstaat. Nog rond het jaar 2000 stemde een deel van de PvdA en de VVD tegen de invoering van het ”homohuwelijk”.
Zorgvuldige balans
De enorme ophef over wat minister Slob zei over het afwegen van grondrechten is ook nog eens heel merkwaardig. De opvatting dat artikel één niet de baas is van alle andere artikelen in de Grondwet is namelijk sinds jaar en dag de koers van elk kabinet. Ook in de rechtspraak is het nog steeds gemeengoed dat grondrechten in balans moeten zijn en daarom moeten worden afgewogen tegenover elkaar. Dat vraagt in dit geval dus om een zorgvuldige weging van de belangen van de homoseksuele leerling en die van de gemeenschap als geheel. Het is gevaarlijke kwaadsprekerij dat homoseksuele leerlingen op reformatorische scholen te maken hebben met minder rechten en andere regels. Op alle reformatorische scholen wordt geprobeerd om heel bewust met deze regels om te gaan en voor alle leerlingen een veilige omgeving te bieden. Dat daarin weleens tekort wordt geschoten, is niet anders dan op andere scholen. Ik spreek uit jarenlange ervaring. Juist bij zo’n gevoelig thema als dit is het goed om met elkaar in gesprek te zijn en te blijven. Elkaar verketteren en verdacht maken helpt niet.
De auteur is lid van de SGP-Tweede Kamerfractie.