„Je pikt ze er zo tussenuit”
Hagelwitte stranden, azuurblauwe zee, luxe hotels en enorme cruiseschepen. Achter de toeristische façade van Curaçao gaat een duistere wereld schuil. Op het Antilliaanse eiland lijkt iedereen betrokken bij de cocaïnesmokkel. Terwijl Nederland in rep en roer is over de toevloed aan drugskoeriers, maakt men zich op Curaçao niet druk. Het is slikken of stikken. Deel 1 in een serie: In het vliegtuig.
Alsof de Boeing 767 van Sobelair tegen iets aanknalt, met zo’n schok staat het toestel ineens stil. Maar goed dat de Antilliaan op rij 5 weer is gaan zitten. Pal na de landing op Curaçao staat de man op en beent naar de uitgang. Hij is het hangen, liggen, wurgen, steunen en kreunen meer dan zat en wil eruit. „Zitten!” sist een stewardess.
Op 10 kilometer hoogte in de lucht houden twee ’bewakers’ in burger de Antilliaan constant in de gaten. Een van hen -geen naam- kent zijn pappenheimers. In het keukentje van de stewardessen fluistert hij: „Een bolitaslikker. Op de heenweg naar Amsterdam houdt hij zich stil en eet geen hap. Op de terugweg is het smokkelgeld binnen en gaat hij zich te buiten.”
Klopt. De man brengt onderweg voortdurend rare geluiden voort, ziet er niet-verzorgd uit en wil constant drank. Ook koopt hij wat dure taxfreespullen en rekent cash af. Bij Sobelair, de Belg die vijf keer per week als Dutch Caribbean Express naar Curaçao vliegt, kunnen ze ervan meepraten. „Je pikt de bolletjesslikkers er zo tussenuit”, zegt een Belgische stewardess.
De KLM, met twintig vluchten per week op het Caraïbische eiland, treft het nog meer. Kotspartijen, scheldkanonnades, zelfs noodlandingen komen voor. Voor het cabinepersoneel is de maat vol. Was de route naar de Antillen vroeger aantrekkelijk vanwege de overnachtingen, tegenwoordig zijn de dames en heren in het blauw niet meer zo happig. Dat deed hun baas Van Wijk vorige week dreigen om desnoods de route de nek om te draaien.
De nood is hoog. Vluchten naar en van Curaçao worden beheerst door de cocaïnesmokkel. Per vlucht zijn er gemiddeld zestig tot zeventig slikkers aan boord. Het aanbod op het eiland is enorm. Iedereen wil wel voor veel geld naar Nederland. Het risico wordt op de koop toegenomen. Het zijn niet alleen Antillianen die de risicovolle oversteek willen maken. Vorige week werd er een Pool opgepakt.
„In de economy class wordt geen sterke drank geserveerd”, klinkt het met een zangerig Vlaams accent door de 767. „In de comfort class wel.” Gaan de bolitaslikkers daar toch zitten. Geld is geen probleem. Tickets worden vooruitbetaald, zelfs maanden vooruit gereserveerd. Het kost de gewone reiziger steeds meer moeite om naar en van de Antillen te komen.
Jongelui die voor een weekendje naar Amsterdam gaan, vrijdag heen, maandag terug, zijn eerder regel dan uitzondering. „Familiebezoek”, verklaren ze hun korte trip over bijna 8000 kilometer tegen de douane. Of: „Oma ligt op sterven. We kunnen het nog net halen.”
Tientallen slikkers per vlucht. Stewardessen kunnen ze bij wijze van spreken met hun neus aanwijzen. Maar daar zijn de luchtvaartmaatschappijen niet happig op. „Wij zijn geen verlengstuk van de douane”, zegt een woordvoerder.
Na de landing is de eerste kennismaking met Curaçao er een om niet gauw te vergeten. Van de vijf paspoortcontrolehokjes op Hato zijn er drie open. Even na de Sobelair uit Amsterdam komt er een Amerikaans toestel binnen. De rij staat al gauw buiten het gebouw, in de brandende zon. Tergend langzaam doen de dames hun werk. Alleen de rij met ”residents” (bewoners) slinkt snel. En dat terwijl Nederlanders en Antillianen hetzelfde paspoort hebben.
Woensdag deel 2: Op de kustwachtboot.