Vooral 30-plussers naar „kwakzalver”
Patiënten van alternatief werkende artsen en therapeuten zijn in veel gevallen hoogopgeleide dertigplussers, met vaak een chronische aandoening en ze zijn sterk gericht op hun eigen gezondheid. Het zijn vaker vrouwen dan mannen.
Dat stelt dr. C. Renckens in zijn proefschrift ”Dwaalwegen in de geneeskunde”, waarop hij dinsdag aan de Universiteit van Amsterdam is gepromoveerd.
Renckens, al jaren voorzitter van de Vereniging tegen de Kwakzalverij, beschrijft in zijn proefschrift de ontwikkeling van de alternatieve geneeskunde in de afgelopen decennia. Eind jaren zestig bezocht 1 procent van de stedelingen wel eens een alternatieve arts. Sinds de jaren negentig is dat percentage min of meer stabiel gebleven op 6 procent. Van de totale uitgaven aan de gezondheidszorg gaat 2,4 procent naar de alternatieve behandelaars.
Renckens vindt dat de medische beroepsverenigingen niet effectief reageren en het tuchtrecht niet adequaat inhaakt op het feit dat ook reguliere artsen alternatieve behandelingen aanbieden. De kwakzalverbestrijder vindt gedegen onderzoek naar de waarde van alternatieve behandelmethoden overbodig. Integendeel, hij stelt dat dergelijk onderzoek moet worden ontmoedigd. Het is in zijn ogen belangrijker dat systematisch onderzocht wordt welke schade erdoor wordt aangericht.