Suriname: van kolonie tot makker
De tijd dat Nederland Suriname beschouwde als een ontwikkelingsland, waar eenzijdig hulp aan wordt gegeven, is volgens minister Van Aartsen voorbij. Hij concludeerde dat vrijdagavond na een kort bezoek aan de voormalige kolonie. „De samenwerking tussen beide landen is veel breder en gaat veel dieper dan alleen het geven van ontwikkelingshulp. Dat is slechts een onderdeel.”
De minister van Buitenlandse Zaken wacht belangstellend af of president Venetiaan van Suriname de daad bij het woord voegt inzake het saneren van het omvangrijke Surinaamse ambtenarenapparaat. Opeenvolgende regeringen hebben dit al decennialang in hun programma opgenomen, maar hebben het tot nu toe niet aangedurfd.
Venetiaan zei vorige week er de noodzaak van in te zien om minstens een kwart van de ambtenaren af te laten vloeien, wat in Nederlandse ogen een van de belangrijkste maatregelen moet zijn om de Surinaamse begroting weer enigszins in evenwicht te krijgen.
„Het is aan de Surinaamse regering om het tempo te bepalen waarin dit gebeurt”, aldus Van Aartsen, die aangaf verheugd te zijn over de uitspraken van Venetiaan. In Suriname wordt het voornemen van de president niet al te serieus genomen, omdat Venetiaan ook tijdens zijn eerste regeerperiode, van 1991 tot 1996, herhaalde malen beloofde te zullen gaan saneren, maar dit voornemen nimmer uitvoerde.
Van Aartsen is overtuigd van de toekomst van Suriname als springplank voor het Nederlandse bedrijfsleven naar het Zuid-Amerikaanse continent. „Nederland wil heel graag met name in Brazilië contacten leggen en zaken doen. Gezien de ligging van Suriname kan dit land een goede partner voor ons zijn.”
Tijdens het bezoek sprak de bewindsman met zijn Surinaamse collega Marie Levens over de remigratie van Surinaamse Nederlanders naar hun geboorteland. Levens vindt die remigratie, op basis van de bestaande regeling waarbij mensen met een uitkering naar hun land van herkomst kunnen verhuizen, een goede zaak.
Ze waarschuwde echter dat er wel risico’s aan verbonden zijn. „Ze moeten binnen een jaar de Surinaamse nationaliteit aannemen. Als het dan in de toekomst misgaat tussen de remigrant en Nederland en het inkomen valt weg, moeten ze beseffen dat ze dan terugvallen op de Surinaamse zorg. Remigranten moeten zich binnen een jaar laten naturaliseren, wat overigens niet altijd gebeurt. Als gevolg van die naturalisatie kunnen zij, als onverhoopt de uitkering wegvalt, geen beroep meer doen op het Nederlandse socialezekerheidsstelsel, maar zijn aangewezen op de Surinaamse uitkeringen. In vergelijking met wat in Nederland wordt betaald, zijn die uitkeringen een schijntje: slechts enkele tientallen euro’s per maand, die traditioneel vaak ook nog maanden te laat worden uitbetaald.”
Toch laten remigranten zich daar volgens Levens niet door afschrikken. „Er staan nu zo’n tachtig Surinamers in Nederland op de lijst om gebruik te maken van de regeling.” De bewindsvrouw zegt dat haar land er alles aan doet om remigranten aan te moedigen, in het bijzonder de Nederlandse Surinamers die nog actief aan het arbeidsproces kunnen deelnemen.
„Natuurlijk zien we graag onze ouders en grootouders vanuit Nederland terugkeren naar Suriname. Ze zijn welkom. Maar nog meer hebben we behoefte aan goed opgeleide, intelligente jonge mensen die een steentje bij kunnen dragen aan de verdere ontwikkeling van Suriname. De remigratiecommissie bekijkt, om die mensen over de streep te trekken, de mogelijkheid van het behouden van twee nationaliteiten, zodat niet alle Nederlandse zekerheden wegvallen als ze besluiten naar Suriname terug te keren.”
Levens blikte ook vooruit op de mogelijke politieke aardverschuiving die bij de verkiezingen in mei in Nederland zal plaatshebben. Ze zegt niet bang te zijn dat een eventuele ruk naar rechts gevolgen heeft voor de samenwerking tussen Suriname en het voormalige moederland. „We wachten het met belangstelling af. Ik ga niet proberen te begrijpen wat er gebeurt voordat ze er in Nederland zelf aan gewend zijn. We zijn zelf in de afgelopen jaren aan veel gewend geraakt, ook in eigen land. Dus ook hier komen we wel uit. Nederland is een democratisch land en ik verwacht dat er een redelijke regering komt, waarmee we kunnen samenwerken”, aldus Levens.