„Duur uit met sobere nor”
De opvangprogramma’s voor ex-gedetineerden van Exodus, Ontmoeting en aanverwante instellingen zijn voorlopig gered. De Tweede Kamer kan tevreden zijn. Tegelijk groeit de verontrusting over het verharde klimaat in de gevangenissen en de bijbehorende gevolgen.
Het heeft lang geduurd en er is heel wat over gesteggeld, maar de Kamer heeft dan toch haar zin gekregen. Woensdag staat een debat met minister Donner van Justitie op de agenda over zijn plan om de financiering van hulp aan ex-gedetineerden voort te zetten.
Instellingen als Exodus, Leger des Heils en Ontmoeting begeleiden gevangenen na hun vrijlating naar een normaal bestaan. De programma’s kwamen in gevaar toen Donner de geldkraan wilde dichtdraaien. Daarmee nam de Tweede Kamer echter geen genoegen. Onder aanvoering van SGP’er Van der Staaij werd de bewindsman gedwongen zijn bezuinigingsplannen bij te stellen. Vrijwel de hele Kamer hield hem voor dat de programma’s voor ex-gedetineerden zorgen voor een sterk verminderde kans op recidive.
Dat wil niet zeggen dat de lucht nu opgeklaard is. Gevangeniswerkers en geestelijke verzorgers proberen gevangenen tijdens hun detentie van het nut van een opvangprogramma te overtuigen. Door verdergaande bezuinigingen zijn de mogelijkheden hiertoe de afgelopen tijd sterk verminderd, zo bleek vorige week tijdens een hoorzitting van de Tweede Kamer.
Ds. M. van Hemert uitte bij die gelegenheid zijn grote zorgen over het verharde klimaat in de gevangenissen. Hij staat daarin niet alleen. Ook het gevangenispersoneel is verontrust over de toenemende agressie als gevolg van doorgevoerde versoberingen.
Van Hemert is geestelijk verzorger in de gevangenis in Haarlem en houdt niet alleen kerkdiensten maar voert ook gesprekken met gedetineerden over hun verdere toekomst. Hij voorziet dat de huidige bezuinigingen op het gevangeniswerk desastreuze gevolgen zullen hebben. „Hoe minder tijd er is om de gedetineerden te motiveren hun criminele bestaan te beëindigen, hoe groter de kans op herhaling. Ook op dit gebied geldt dat goedkoop duurkoop is. Investeringen in hulpverlening, zorg en reïntegratie leveren zonder meer rendement op.”
De Maastrichtse strafrechtgeleerde prof. G. de Jonge kan evenmin begrip opbrengen voor de versoberingen in de nor. Hij vond overigens altijd al dat er weinig inhoud aan de detentie wordt gegeven. „Ik verbaas me er al heel lang over dat een gevangene nauwelijks wordt aangesproken op wat hij nu eigenlijk misdaan heeft en hoe hij kan voorkomen dat het nog een keer gebeurt. Er worden wel wat algemene programma’s aangeboden, maar wat je mist, is maatwerk. Opsluiten is een van de primitiefste reacties op ongewenst gedrag, terwijl we weten dat de helft na vrijlating binnen vijf jaar weer terug is. De rechter stelt vaak geen voorwaarden aan begeleiding en hij hoort al helemaal niet hoe het iemand die hij heeft veroordeeld, in de gevangenis is vergaan. Bij TBS’ers beslist hij op basis van een rapportage over hun vrijlating. Zo’n terugkoppeling zou er ook bij andere veroordeelden moeten zijn.”
Om efficiënter te werk te gaan, heeft Donner voorgesteld al in een vroeg stadium van de detentie bij een gevangene te bepalen hoeveel kans van slagen een resocialisatieprogramma heeft. Zo wil hij voorkomen dat dure hulp wordt geboden terwijl vooraf al is te voorzien dat het toch niet helpt.
Ook dat onderdeel van de plannen van de bewindsman oogst kritiek. Kees-Jan Hooglander van de (reformatorische) stichting Ontmoeting: „Veel gedetineerden beginnen pas over hun toekomst na te denken als hun tijd er bijna opzit. We maken het mee dat ze pas op het laatste moment besluiten zich bij ons te melden. Dat kan straks niet meer. Dan moeten ze het zelf uitzoeken omdat ze in eerste instantie niet kansrijk zijn bevonden. Dat kan toch niet de bedoeling zijn?”