Nabestaande krijgt mogelijk inzage in stukken vliegramp 1961
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap moet alsnog beslissen of een nabestaande van een slachtoffer van de vliegramp bij Lissabon in 1961 inzage krijgt in documenten over dat ongeluk. Dat heeft de Raad van State, de hoogste algemene bestuursrechter, besloten. Bij die ramp kwamen destijds alle inzittenden van een KLM-vlucht om het leven.
De nabestaande, de dochter van een van de bemanningsleden, vroeg in 2018 inzage in het archief van de toenmalige Raad voor de Luchtvaart ,dat is ondergebracht bij het Nationaal Archief. De rijksarchivaris wees dat verzoek af. Een rechtbank stelde dat ze de opgevraagde documenten toch, onder bepaalde voorwaarden, mocht inzien. Maar daartegen werd beroep ingesteld door de minister bij de Raad van State.
De Raad van State concludeert dat het archief van de Raad voor de Luchtvaart in principe niet openbaar is, maar dat de minister daarvan bij bepaalde documenten mag afwijken. Hij dient daarbij een afweging te maken tussen de belangen van de nabestaande en die van personen en organisaties die mogelijk geschaad worden door openbaarmaking. Niet alle stukken vallen daaronder, de opnames van de zwarte dozen zijn daarvan uitgesloten.
De uitspraak betekent dat de rijksarchivaris het inzageverzoek moet doorsturen naar de minister en die dient alsnog een besluit te nemen over het verzoek.
Het toestel, een DC-8, stortte in mei 1961 kort na het vertrek uit Lissabon ter hoogte van Fonte da Telha in zee. Alle 61 inzittenden, 14 bemanningsleden - onder wie 11 Nederlanders - en 47 passagiers (allen uit andere landen), kwamen om. Een oorzaak is nooit gevonden. De DC-8 was splinternieuw, een maand oud, met slechts 209 vlieguren in de boeken. Bovendien beschikte het vliegtuig over een zeer ervaren bemanning.