Politie gebruikt stroomstootwapen iets vaker
De politie heeft vorig jaar iets vaker het stroomstootwapen ingezet, namelijk 177 keer tegen 170 keer in de periode februari 2018 tot en met januari 2019. In 63 procent van de gevallen was ermee dreigen al voldoende om de situatie onder controle te krijgen, staat in een dinsdag gepubliceerd onderzoek van de Politieacademie. In totaal is door agenten 62 keer het stroomstootwapen daadwerkelijk afgevuurd.
Als proef werkten vier politie-eenheden in Nederland sinds februari 2017 met het wapen: de politie in Amersfoort en Zwolle, het team surveillancehonden in Rotterdam en een ondersteuningsgroep in Noord-Nederland. Die laatste eenheid is na een jaar gestopt omdat het wapen slechts één keer was gebruikt.
Het wapen kan stroomdraden afvuren waardoor iemand tijdelijk zijn spieren niet kan bewegen, die manier wordt veruit het meest ingezet. Ook kan het apparaat rechtstreeks op de huid van een verdachte worden gezet, in de zogenoemde stunmodus. Daardoor ontvangt de verdachte rechtstreeks een pijnprikkel. Deze manier is omstreden, volgens onder meer mensenrechtenorganisatie Amnesty International brengt dit gebruik „onaanvaardbare gezondheidsrisico’s” met zich mee.
De politie heeft daarop de regels voor gebruik aangescherpt. Toch werd de stunmodus vorig jaar nog vier keer ingezet. „De vier inzetten zijn beoordeeld als proportioneel maar wel onrechtmatig omdat ze in strijd waren met de geweldsinstructie. In die zin is het ook een leertraject en daarbinnen zijn deze cases dan ook als zodanig besproken”, staat in de rapportage van de Politieacademie.
Voor het onderzoek is agenten gevraagd wat ze zouden hebben gedaan als ze niet over het stroomstootwapen hadden beschikt. Vrijwel alle agenten gaven aan dat ze in dat geval waarschijnlijk (zwaar) fysiek geweld en andere wapens, zoals de wapenstok, pepperspray, diensthond of het vuurwapen hadden moeten inzetten.