Samenwerking partijen nodig in strijd tegen faillissementsfraude
Het resultaat van de strijd tegen fraude bij een faillissement hangt sterk af van de samenwerking tussen de diverse betrokken partijen en de afstemming van informatie, schrijft mr. P. van de Weerd.
”Levenslang failliet” en ”Het aantal faillissementen blijft stijgen”, zo was onlangs in deze krant te lezen. De schade die voortvloeit uit faillissementen is enorm. Bovendien leert de ervaring dat bij een aanzienlijk deel van de faillissementen fraude een rol speelt. Het is dan ook niet verwonderlijk dat minister Donner van Justitie een plan van aanpak heeft gepresenteerd met daarin een aantal maatregelen in de strijd tegen faillissementsfraude.
Ongeoorloofd gedrag
Faillissementsfraude is opzettelijk en ongeoorloofd gedrag voor of tijdens een faillissement waardoor schuldeisers worden benadeeld. Dat gedrag kan bijvoorbeeld bestaan uit het wegsluizen van gelden in het zicht van het faillissement, het kort voor het faillissement voor een veel te lage prijs overdragen van activa aan een relatie of het niet voeren van een juiste administratie waardoor niet meer te achterhalen is wat de rechten en verplichtingen van de onderneming zijn.
De jaarlijkse schade die door faillissementsfraude wordt aangericht, is groot en bestaat uit diverse componenten. Allereerst worden talloze bedrijven (maar ook particulieren) die een vordering op de failliete onderneming hebben, benadeeld. In de meeste gevallen zien zij nauwelijks iets van hun geld terug. Daarnaast zijn het de Belastingdienst en de uitvoeringsinstellingen (UWV) die in veel gevallen slechts een fractie van hun vordering kunnen innen. Daardoor loopt de schatkist veel geld mis en komt de last uiteindelijk op de schouders van de belasting- en/of premiebetaler terecht. De maatschappelijke schade in de vorm van ontslagen et cetera is eveneens enorm.
Bovendien vormt deze fraude een inbreuk op de financiële integriteit en daarmee een groot gevaar voor het handelsverkeer in en de concurrentiepositie van Nederland.
In de huidige situatie heeft de belangrijkste speler in het veld, de curator, de mogelijkheid om de bestuurder van de failliete onderneming (civiel) aansprakelijk te stellen. Hij kan dat doen naar aanleiding van bevindingen uit de administratie. Ook kan hij op grond van de faillissementswet de nietigheid inroepen van onverplicht aangegane rechtshandelingen van voor het faillissement. Voor de kosten die de curator hierbij maakt, kan hij in bepaalde gevallen een voorschot aanvragen bij justitie. Constateert de curator fraude, dan kan hij hiervan aangifte doen bij het openbaar ministerie.
Nieuwe wapens
In het recent gepresenteerde plan van aanpak wordt een aantal nieuwe wapens uit de kast getrokken, alhoewel het plan grotendeels bestaat uit het optimaliseren en het verder ontwikkelen van de bestaande instrumenten. Daarbij wordt terecht een tweesporenbeleid voorgesteld: maatregelen in zowel de preventieve als de repressieve sfeer.
Een nieuw instrument is het Centraal Insolventieregister (CIR). Dit onlineregister wordt dit najaar operationeel en biedt belanghebbenden een raadpleegmogelijkheid waarmee risico’s in het economisch verkeer kunnen worden beperkt. Alle faillissementen en surseances van betaling worden hierin geregistreerd.
Ook een nieuw instrument met een preventief karakter is het voorstel tot een bestuursverbod. Dit verbod (reeds bekend in andere EU-landen) houdt in dat bestuurders die zware financiële delicten hebben gepleegd, enkele jaren geen bedrijf meer mogen leiden.
Zoals gezegd wordt een aantal instrumenten doorgelicht en geoptimaliseerd om een betere afstemming te krijgen tussen de partijen die in de preventieve sfeer een rol spelen: het ministerie van Justitie, de Belastingdienst en de Kamers van Koophandel.
Ook accountants kunnen een belangrijke signaleringsfunctie vervullen in het voortraject. In een recent artikel in het blad de Accountant werd gepleit voor een actievere rol van accountants in de periode voor het faillissement. Volgens de controlerichtlijnen moet de accountant rekening houden met het risico van insolventie en hieraan zo nodig in het jaarverslag aandacht besteden.
Op maat gesneden
In verhouding tot het aantal faillissementen is het aantal (faillissements)strafzaken relatief laag. Het OM heeft samen met de opsporingsdienst FIOD-ECD het beleid ten aanzien van de aanpak van faillissementsfraude herzien. Het resultaat hiervan is een op maat gesneden vervolgingsbeleid, waarbij onder andere onderscheid wordt gemaakt tussen complexe en eenvoudige zaken. Bij eenvoudige zaken kan -door middel van het vervolgen van het opzettelijk niet voeren van een juiste administratie dan wel het niet uitleveren van een administratie aan de curator- snel en doeltreffend worden opgetreden. Een diepgravend en dus kostbaar opsporingsonderzoek is daarbij niet nodig, terwijl er van de ’korte klap’ wel een signaalfunctie uitgaat.
In de repressieve sfeer wordt er verder nog aan gewerkt de aangiftebereidheid van curatoren te verhogen. Ook een proef waarbij de curator bij het strafrechtelijk onderzoek werd betrokken, zal een vervolg krijgen. Met een betere afstemming tussen het strafrechtelijke en het civiele traject zijn beide partijen (curator en OM) gediend.
Met het gepresenteerde plan van aanpak wordt de strijd tegen faillissementsfraude geïntensiveerd. Het resultaat van die strijd hangt sterk af van de samenwerking tussen de diverse partijen en de afstemming van informatie. Faillissementsfraude leent zich in veel gevallen uitstekend voor een korte maar krachtige strafrechtelijke aanpak. Vanwege de signaalfunctie die daarvan uitgaat, valt daar zeker winst te behalen.
voetnoot (u17(De auteur is werkzaam bij de FIOD-ECD, de opsporingsdienst van de Belastingdienst.