Rechtbank kritisch op aanhoudende rol AIVD in terreurzaak Arnhem
In het vonnis over de Arnhemse terreurzaak oordeelt de rechtbank donderdag dat hoofdverdachte Hardi N. (36) niet is uitgelokt door de AIVD en een politie-infiltrant om een aanslag te beramen. Wel is de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst na aanvang van het opsporingsonderzoek door de politie te lang doorgegaan met het onderhouden van contact met de verdachte, vindt de rechtbank.
De inlichtingendienst had moeten stoppen op het moment dat de politie de infiltrant inzette, oordeelt de rechtbank. Het levert N. een strafvermindering van een jaar op. In plaats van achttien jaar zoals het OM had geëist, krijgt hij zeventien jaar cel.
Hoofdverdachte Hardi N., de vermeende leider van de groep, zei tijdens het proces te zijn „uitgelokt en gehersenspoeld” door undercoveragenten van de AIVD, met wie hij mailde over de islam en zijn ideeën over een jihadistische aanslag op een evenement.
De verdediging betoogde tijdens het proces meermaals dat N. is beïnvloed door religieuze argumenten van AIVD’ers. N. zou daarna de vijf medeverdachten hebben meegesleept. De rechtbank weerlegt dat: „Het gegeven dat AIVD-medewerkers in hun e-mails de hoofdverdachte lijken te steunen bij de uitvoering van zijn plannen, religieuze opvattingen met hem uitwisselen, bij hem erop aandringen nieuwe e-mailadressen aan te maken en contact op te nemen met ‘hun broeder’ (de politie-infiltrant) maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat er sprake is van uitlokking.”
De verdachte had al de opzet om een aanslag te plegen, concludeert de rechtbank. „Het initiatief lag bij hem. Hij schreef al op 28 mei 2018 over het plegen van een aanslag en mogelijke doelwitten.” Ook bestelde N. zelf de benodigde wapens.
Dankzij de infiltratie-actie wist de politie een aanslag te voorkomen, door de groep in september 2018 te arresteren in een vakantiehuisje in Weert. Daar oefenden de verdachten met kalasjnikovs en handvuurwapens en pasten ze bomvesten die door de undercoveragenten werden aangereikt.
De rechtbank: „Weliswaar heeft de infiltrant enige initiatieven genomen, zoals het opnemen van contact met de verdachte voor bijvoorbeeld het afspreken van een locatie waar zij elkaar konden ontmoeten of het verschaffen van informatie over kunstmest en chemicaliën voor een bom, maar daarmee is de verdachte niet aangezet tot het voorbereiden van een aanslag. De rechtbank stelt vast dat de verdachte door de infiltrant niet tot handelingen is gebracht anders dan die hij al van plan was te plegen.”