Waarheid is eerste slachtoffer in Amerikaanse verkiezingsstrijd
Drie of vier jaar moet ik zijn geweest. Ik had gesnoept uit de suikerpot op de theetafel, een hoogte waar ik makkelijk bij kon. Mijn moeder ontdekte mijn vingerafdruk en confronteerde mij met deze overtreding van de huisregels, die ik aanvankelijk ontkende. Uiteindelijk gaf ik toe, want het was duidelijk dat er niemand anders in de buurt was die uit de suikerpot gesnoept kon hebben.
Waarop mijn moeder mij confronteerde met mijn tweede overtreding, die volgens haar ernstiger was dan de eerste. „Het is minder erg dat je uit de suikerpot snoept, dan dat je daarover liegt.” Ook zonder de hulp van Van Dale (liegen - bewust over iets onwaarheid spreken) was het mij duidelijk waarom het ging. Ik moet dezer dagen regelmatig aan deze les denken als ik hoor wat de twee belangrijkste kandidaten in de Amerikaanse verkiezingsstrijd over elkaar zeggen of over hun eigen successen.
Begin deze week noemde de Republikeinse president George W. Bush, die over een maand herkozen hoopt te worden voor een tweede en laatste ambtstermijn (twee ambtstermijnen is het maximum voor een president) zijn Democratische rivaal senator John Kerry „een gevaar voor de wereldvrede.” Hij noemde als voorbeeld Kerry’s stem in 1991 tegen de eerste Golfoorlog. Verder kritiseerde Bush het feit dat Kerry in het debat tussen de twee vorige week in Miami verkondigde dat hij (Kerry) alleen tot militaire actie zou besluiten als hij daarvoor „toestemming” kreeg van de internationale gemeenschap.
Dat is echter niet wat Kerry zei. De senator benadrukte dat de argumentatie voor een preventieve oorlogvoering à la Irak volgens hem een „global test” (internationale test) moet kunnen doorstaan voor wat betreft de aanwijzingen c.q. de bewijzen voor het dreigende gevaar dat een tegenstander vormt voor Amerika. Zo’n toetsing zou Amerika verzekeren van bondgenoten bij mogelijke militaire actie. Kerry voegde daar nadrukkelijk aan toe dat hij een beslissing over oorlog of vrede nooit zou laten afhangen van de goedkeuring van de internationale gemeenschap. Kerry beweerde op zijn beurt dat Bush de wereld „gevaarlijker” maakt door te volharden in een beleid -Irak- dat volgens hem (Kerry) duidelijk faalt.
Volgens analisten proberen beide kandidaten met dit soort beschuldigingen de kleine groep zwevende kiezers over de streep te halen. Dat lukt niet, zegt professor Ted Brader van de Universiteit van Michigan. Hij heeft samen met zijn collega Arthur Lupia onderzoek gedaan naar de politieke effectiviteit van de factor ”angst” in politieke campagnes. Daaruit blijkt dat kandidaten die wijzen op het ”gevaar” dat hun tegenstander vormt eerder eigen aanhangers van zich vervreemden (26 procent) dan aarzelende kiezers overhalen om op hen te stemmen (13 procent). „De factor angst werkt averechts, maar de meeste kandidaten en hun campagneleiders weten dat niet”, aldus Brader.
Bush is niet de enige die twijfelachtige dingen zegt over zijn tegenstander. Senator Kerry beweerde eerder deze week dat de president een verbod had ingesteld op (embryonaal) stamcelonderzoek. Hierdoor zou het wetenschappelijk onderzoek belemmerd worden, waardoor de levens van „miljoenen Amerikanen” nodeloos in gevaar gebracht werden. Dit is evident onjuist. President Bush is de eerste president die overheidsgeld beschikbaar heeft gesteld voor stamcelonderzoek. Hij heeft daar echter een voorwaarde aan toegevoegd. Overheidsgeld mag alleen gebruikt worden voor onderzoek van de stamcellijnen die al bestonden in 2001. Er is verder geen enkele beperking op stamcelonderzoek dat wordt gefinancierd met particulier geld. Er is dus geen sprake van een verbod.
Tijdens het debat in Miami zei Kerry dat de regering er niet in geslaagd was een brede internationale coalitie voor de strijd in Irak bijeen te brengen. Als gevolg daarvan waren het voornamelijk Amerikaanse militairen die met hun leven betaalden en waren het de Amerikaanse belastingbetalers die 200 miljard dollar (163 miljard euro) hadden moeten ophoesten voor de invasie en de nasleep daarvan. Dit bedrag is onjuist. Washington heeft tot nu toe 120 miljard dollar aan de oorlog in Irak uitgegeven. Kerry telde daar gemakshalve het bedrag bij op dat waarschijnlijk nodig is voor Irak en Afghanistan in het huidige fiscale jaar, dat op 1 oktober begon. Dit bedrag is nog niet aangevraagd en dus ook nog niet goedgekeurd door het Congres.
Volgens Kerry heeft de invasie van Irak daar een centrum van internationaal terrorisme gecreëerd, hetgeen de wereld onveiliger maakt. President Bush bestrijdt dat. Hij benadrukt dat „driekwart” van de leiders van de terreurorganisatie al-Qaida, die verantwoordelijk is voor de septemberaanslagen in 2001, sinds die aanslagen is gevangen of gedood. Inlichtingenbronnen spreken over tweederde van al-Qaida’s leiders die zijn uitgeschakeld, maar mogelijk beschikt de president over nieuwe informatie. Het is echter te simplistisch om het voor te stellen alsof al-Qaida door de Amerikaanse acties nu bijna geen leiders meer heeft.
In de eerste plaats zijn al-Qaida’s topleider Osama bin Laden en diens plaatsvervanger Ayman al-Zawahiri nog op vrije voeten. Bovendien blijkt volgens Amerikaanse en Pakistaanse inlichtingenbronnen dat de terreurorganisatie opengevallen plaatsen aanvult met nieuwe jonge leiders. Deze komen voor een belangrijk deel uit Pakistan, verklaarde Riffat Hussein, een Pakistaanse defensie- en inlichtingenspecialist, tegenover de Christian Science Monitor.
Dit zijn slechts enkele voorbeelden van simplificaties en onjuistheden die voorkomen in elke politieke campagne, maar de aard van de beschuldigingen -„gevaar voor de wereldvrede” - en de feitelijke onjuistheden -verbod op stamcelonderzoek- maakt de huidige Amerikaanse verkiezingscampagne wel erg bitter. Hetgeen de vraag doet rijzen of beide kandidaten in hun jonge jaren nooit zijn betrapt op snoepen uit de suikerpot en vervolgens helder zijn voorgelicht over de elementaire beginselen betreffende waarheid en leugen.