Stem geven aan het geloof
Titel:
”Maak mij als een kind”
Auteur: Arie J. Maasland
Uitgeverij: Den Hertog
Houten, 2001
ISBN 90 331 1608 1
Pagina’s: 72
Prijs: € 7,22 (ƒ 15,90).Toen hij negentien was, was het zijn ideaal een gedicht in het christelijk-literaire tijdschrift Liter geplaatst te krijgen. Nu hecht Arie Maasland (1976) daaraan weinig belang meer. „Ik richt me niet op een select groepje literatuurliefhebbers, ik wil dingen schrijven die in het hart van elke gelovige opkomen.” Zijn eerste bundel bestaat uit vertaalde en bewerkte Engelse gezangen: ”Maak mij als een kind”.
Al sinds jaren heeft Arie Maasland belangstelling voor het dichterschap. Maar dan niet vrijblijvend: poëzie mag wat hem betreft een expliciet christelijke boodschap hebben. „Mijn gedichten hoeven niet als literatuur beoordeeld te worden, ik zie ze vooral als ambachtelijk vakwerk.” Hij studeerde Nederlands in Leiden, vertaalde boeken voor Den Hertog, De Groot Goudriaan en Kok en is sinds kort redacteur bij een bedrijf uit Vaassen dat jubileumboeken produceert.
Zijn eerste bundel kwam min of meer in opdracht tot stand. „Toen ik nog studeerde zat ik eraan te denken om een soort tweespraak tussen Jezus en de ziel te schrijven, waarin allerlei bevindelijke tegenwerpingen van de mens zouden worden weerlegd. Juist in die tijd wilde ik me wat meer verdiepen in de persoon van de Engelse theoloog Richard Baxter. Zodoende kreeg ik zijn ”Poetical Fragments” in handen, en daarin stond precies de soort dialoog dat ik in gedachten had. Ik ben dus begonnen met die te vertalen, aanvankelijk voor de verjaardag van m’n zus. Later heb ik het gedicht nog fors doorveranderd, en toen in Documentum gepubliceerd – het blad van de studentenvereniging Depositum Custodi.”
Geloofszekerheid
Daarmee ging het balletje aan het rollen: Beppie de Rooy, redacteur van uitgeverij Den Hertog in Houten, las het gedicht en stelde voor dat Arie Maasland een aantal Engelse hymns op dezelfde manier zou bewerken. Dan kon er een bundeltje van gemaakt worden. De dichter had er wel oren naar. Hij verdiepte zich in Gadsby’s hymns –de liedbundel die door de Engelse Strict Baptists in de eredienst wordt gebruikt– en maakte een keus: „Ik ben gewoon begonnen met gedichten die ik mooi vond, of passend bij een bepaalde stemming. Later heb ik een logische ordening aangebracht: eerst ligt het accent op de nodiging, daarna op de aanvechting, dan komt er een overgang naar geloofsliederen en uiteindelijk volgt er een gedicht over de wederkomst. De enige uitzondering is het gedicht ”Jezus en de ziel”, waarmee ik begonnen ben. Dat staat helemaal aan het eind, omdat het zo lang is. Maar in het algemeen geldt: hoe verder in de bundel, hoe meer de geloofstoon de overhand heeft.”
Of elke lezer zich daarin herkent? „Ik schrijf voor een bevindelijk-gereformeerd publiek, en ik weet dat veel mensen zitten met de vraag: Hoe krijg ik deel aan Gods genade? Juist daarom wil ik voortdurend erop wijzen dat zekerheid alleen steunt in het Woord. Niet bevinding zus of ervaring zo, alleen het Woord. Dat is een eigen accent, dat in de Engelse versie minder tot uitdrukking komt. In dat opzicht kun je zeggen dat ik wel evangelisatiedoeleinden heb. Niet zozeer naar buitenkerkelijken toe, wel naar mensen binnen de kerken. Ik heb oubolligheden zo veel mogelijk vermeden, maar in mijn gedichten is wel sprake van een traditioneel christelijk taalgebruik. De boodschap is bedoeld voor mensen die met deze taal vertrouwd zijn.”
Werkwijze
De Engelse versie is niet bij alle gedichten afgedrukt, slechts hier en daar. „Ik wilde graag inzicht bieden in mijn werkwijze. Bij het gedicht ”Rock of Ages” bijvoorbeeld, dat al eerder in het Nederlands is vertaald als ”Vaste rots van mijn behoud”. Als mensen alleen mijn versie zien, zeggen ze misschien gauw: De oude, vertrouwde vertaling is beter. Maar als het Engels ernaast staat, kun je objectiever vergelijken.”
Overigens vond de dichter het prima dat de oorspronkelijke, Engelse tekst niet overal afgedrukt kon worden. „Zeker als ik me redelijk ver van het origineel verwijderd heb. Bijvoorbeeld in het gedicht ”Jezus, Zielenbruidegom”. Ik vond de beeldspraak daarin veel te bont, ik heb zelfs een heel couplet weggelaten. Niet dat ik bang ben voor grote woorden, de diepgang van het vers is zeker niet aangepast, maar de toonzetting is eigentijdser geworden. Daardoor zijn de gedichten ook bij elkaar gaan horen – je kunt zeggen dat dat mijn invloed geweest is.
Ik wilde graag dat uit het eerste gedicht zou blijken dat het niet om mij gaat, het moest een lied zijn dat de Heere de eer geeft: „Niet onze naam, maar die van U/ brengen wij hulde toe.” Dat is trouwens een van de gedichten die het minst op het origineel lijken, waarbij mijn eigen inbreng erg groot geweest is. Daarin speelt het element van dichterlijke wedijver misschien ook wel mee. Ik heb het even mooi willen zeggen als in de Engelse versie, en als ik het Engels niet zo mooi vond, probeerde ik het beter te doen. Maar ik wil graag zo werken dat het niet uitmaakt wiens naam onder een gedicht staat. Deze verzen zijn niet het toppunt van originaliteit, ze geven stem aan de eenvoudige, bevindelijke gelovige en vanuit dat gezichtspunt kunnen ze hopelijk voor de kerk van dienst zijn.”
Jaap Zijlstra
Zijn visie op het dichterschap is geïnspireerd op het werk van de zeventiende-eeuwse bevindelijke dichters. Recent zette hij in het christelijk-literaire tijdschrift Liter zijn stellingname uiteen: „Christenauteurs (van deze tijd, EdB) getuigen te weinig van de hoop die in hen is. Ze streven te weinig naar het brengen van een heldere boodschap.” Vandaar deze bundel? „Ik heb dat artikel niet geschreven omdat dit boek eraan kwam, maar je kunt de gedichten wel beschouwen als een illustratie bij mijn poëtica. Ik vind het fijn om gedichten te schrijven die expliciet christelijk zijn, zodat ook de gewone lezer er iets aan heeft. Ik richt me niet op een select groepje literatuurliefhebbers, ik wil dingen schrijven die in het hart van elke gelovige opkomen.”
De houding waartegen hij nu stelling neemt, heeft hij zelf lang aangehangen. „Toen ik negentien was, was het een van mijn idealen een gedicht in Liter te publiceren. Ik probeerde ook in die trant te schrijven, ben een paar keer met mijn gedichten bij Jaap Zijlstra geweest. Hij was de eerste die me serieus nam, die me ook geleerd heeft om kritisch naar mijn eigen werk te kijken. Toch zie ik nu weinig meer in wat ik toen schreef: het paste niet bij me. Jaap Zijlstra zei ooit: Een dichter is geen hulpprediker. Misschien vind ik dat juist wél. Het aspect dienstbaarheid is naar mijn idee enigszins onderbelicht in de christelijk-literaire wereld.
Uiteindelijk heb ik deze vorm gevonden. In technisch opzicht heb ik de afgelopen jaren veel bijgeleerd – vier jaar geleden had ik nog niet zo kunnen schrijven.” Of hij al met een nieuwe bundel bezig is? „Misschien ga ik nog iets doen met John Newton, misschien met liederen die op een bijbelgedeelte zijn geïnspireerd. Dat hangt ook een beetje van de verkoop af. Maar ik zou me het liefst aan proza willen wagen – al weet ik niet zeker hoe dat zal uitpakken.”