Volgens Patroesjev hebben er de laatste twee jaar ten minste drie Saudische Al–Qaidaleden opgetreden als rebellenleiders in Tsjetsjenië. De eerste, Omar Ibn al–Khattab, kwam in 2002 om het leven, vermoedelijk door vergiftiging. De tweede, Abu Walid, sneuvelde in gevechten met het Russische leger eerder dit jaar en werd vervangen door ene Abu Khavs, die nog steeds een eenheid in Tsjetsjenië zou leiden.

Daarnaast zei Patroesjev dat de Russische autoriteiten onlangs een Algerijn met een Britse verblijfsvergunning hebben gearresteerd die naar eigen zeggen naar Rusland was gekomen om terroristen te trainen en aanslagen te plegen. De uitspraken van Patroesjev passen goed in het straatje van het Kremlin dat er alles aan doet om de wereld te tonen dat de strijd in Tsjetsjenië deel uitmaakt van de internationale oorlog tegen het terrorisme.

Een vice–directeur van de FSB–afdeling in Tsjetsjenië, Aleksandr Potapov, verklaarde dat Abu Khavs de hoogste Al–Qaidagezant is in die deelrepubliek, maar dat het terreurnetwerk in de buurrepubliek Ingoesjetië ook een gezant heeft gevestigd. Volgens Potapov handelen de Al–Qaidaleden in de Noord–Kaukasus onafhankelijk van de Tsjetsjeense rebellenleiders Sjamil Basajev en Aslan Maschadov, vooral omdat ze hun eigen geldstroom hebben.

Potapov zei dat er naast de Al–Qaidaleden zo’n 150 buitenlandse strijders actief zijn in Tsjetsjenië, onder wie Arabieren, Turken, mensen uit westerse landen en uit voormalige sovjetrepublieken.