Gerben Budding: Je verbreedt je repertoire als je meer Nederlandse muziek speelt
Opnieuw komt de Goudse organist Gerben Budding met een omvangrijke productie waarin hij de orgelmuziek uit eigen land onder de aandacht brengt. „Ik beleef hier veel lol aan.”
Eerder bracht de organist van de Goudse Sint-Jan cd-boxen uit met muziek van ‘onze’ Johannes Gijsbertus Bastiaans en Samuel de Lange jr. Nu komt Gerben Budding (32) met een cd-box waarin hij een staalkaart biedt van Nederlandse orgelmuziek uit de 16e tot en met de 21e eeuw. Werken van bijna dertig componisten komen aan bod, gespeeld op vier orgels. Budding: „Een overzichtstentoonstelling, zeg maar.”
Wat hebt u met de orgelmuziek van eigen bodem?
„Ik struin nogal eens rond bij het Nederlands Muziek Instituut (NMI) in Den Haag. Vaak vind ik daar dingen waarvan ik denk: hier moet ik wat mee. Nogal eens leeft de gedachte dat in de 18e eeuw louter werd geïmproviseerd en dat de klavecimbelsonates uit die tijd niemendalletjes zijn. Of dat je uit de 19e eeuw alleen het platgetreden repertoire zou kunnen spelen. Ik kon het me haast niet voorstellen. Vandaar mijn zoektocht naar onbekende muziek. Vervolgens komt de vraag hoe je die dan interpreteert en uitvoert. Daar beleef ik veel lol aan.”
Vaak leeft de gedachte dat Nederland na Sweelinck geen grote componisten meer heeft voortgebracht.
„Er is wel waardering voor eigen componisten. In de Grote Zaal van het Concertgebouw prijken niet voor niets de namen van Johan Wagenaar en Julius Röntgen. Maar inderdaad, de gedachte leeft breed dat wij geen Bach of Händel hebben. Misschien kun je beter zeggen dat Bach en Händel er als geniaal uitsprongen, ook in Duitsland. Daar waren toen ook veel componisten werkzaam van wie je veel minder hoort.”
Wie waren onze groten?
„Na Sweelinck hadden wij in de 17e eeuw Van Noordt. Saai? Juist vernieuwend, bijvoorbeeld in zijn pedaalspel. In de 18e eeuw heb je in Groningen J. W. Lustig: om de drommel geen kleine jongen. Of neem de Amsterdamse organist C. F. Hurlebusch: Bach had waardering voor diens werk en met Telemann zou hij de competitie wel kunnen aangaan. De Lange jr. was in de 19e eeuw een goede vriend van Brahms en Reger en kreeg waardering van hen.”
Vaak klinkt de klacht dat onze 19e-eeuwse muziek saai is.
„De sonates van Van Eijken bijvoorbeeld hebben inderdaad het imago dat je er niet bij wakker blijft. Voor een deel zal het zo zijn dat ze breedsprakig zijn. Maar misschien vraagt het een andere luisterhouding, dat je in de stemming moet komen en een langere spanningsboog ontwikkelt. Van de speler vraagt het inventief orgelgebruik. Misschien wordt deze muziek vaak te stijfjes gespeeld. Ik weet niet wie er ooit op het idee is gekomen dat je deze werken saai of met een streng gezicht zou moeten spelen…”
Naast werk van bekende namen bevat deze box muziek van onbekende componisten als Gisbert Steenwick, Elias Brunnenmüller en Donald Hugo Dijkhuijzen. Verrassend.
„Inderdaad. Vaak als ik zo’n naam lees, ga ik op zoek naar muziek. Steenwick was bijvoorbeeld in de 17e eeuw organist in Arnhem. Als ik daar moet spelen, vind ik het leuk muziek te kiezen van iemand die daar vroeger organist was. En dan vind je iets wat echt de moeite waard is. Brunnenmüller was als Duitser in Den Haag en Amsterdam actief. Ik speel van hem een toccata die qua stijl aan de jonge Bach doet denken.”
Niet alles van deze componisten zal even interessant zijn.
„Klopt. Van Dijkhuijzen speel ik het eerste deel van zijn tweede sonate. Dat is heel geslaagd. Maar deel 2 en 3 zijn een stuk minder. Die ga ik dan niet tegen heug en meug ook opnemen. Je moet zo eerlijk zijn om te zeggen dat veel werken van een minder allooi zijn. Er zit ook een subjectieve kant aan. Van Jan Zwart heb ik Psalm 103 en het Gebed des Heeren opgenomen. Misschien zegt iemand dat ik Psalm 72 had moeten kiezen. Eerlijk gezegd vind ik dat werk zelf niet boeiend genoeg. Dus dat ga ik dan ook niet programmeren.”
Waarom vindt u het zo belangrijk dat de goede muziek uit onze traditie gespeeld blijft worden?
„Als organist verbreed je er je repertoire enorm mee. Het verlevendigt onze musiceerpraktijk; zonder dat je de grote meesters vergeet. Daarnaast schep je context. Bijvoorbeeld als je muziek van Liszt speelt, en daarnaast een werk van De Lange jr.: die zette zich af tegen Liszt, maar schreef in dezelfde tijd. Dan heb je Liszt in perspectief.”
U speelt deze Nederlandse muziek in Wijk bij Duurstede (Grote Kerk), Utrecht (Tuindorpkerk), Gorinchem (Grote Kerk) en het Belgische Tielt. Dat laatste verbaast.
„Het gaat om een orgel dat onze eigen Pels & Van Leeuwen in 2014 in België bouwde. Vergelijk het met de muziek die ik speel van Duitsers die in Nederland werkzaam waren. Het instrument in Tielt viel mij positief op. Het is zeer geslaagd en heel geschikt om 20e-eeuwse Frans-georiënteerde muziek als van Jan Nieland op te spelen.”
Vijf eeuwen Nederlandse orgelmuziek – Gerben Budding; Landgoed Gerianna (LG-Organ Classics 202009051-6); 6-cd; € 60,-; meer informatie: www.landgoedgerianna.nl