De gemeente zette in april Marokkaanse leraren in op enkele vmbo–scholen om vooral Marokkaanse jongeren te doceren over hedendaagse jodenhaat in relatie tot de Tweede Wereldoorlog en de problemen in het Midden–Oosten. Aanleiding was onder meer de verstoring van de 4 mei–herdenking in 2003 door allochtone jongeren op diverse plaatsen in de hoofdstad.

Marokkaanse en Turkse leerlingen zijn minder positief over joden dan hun Nederlandse en Surinaamse medeleerlingen, blijkt uit de evaluatie van het project. Ruim driekwart van de Nederlandse en Surinaamse scholieren vindt joden even aardig als andere volkeren. Bij leerlingen van Marokkaanse en Turkse afkomst is dat ongeveer de helft. Ook vinden Marokkaanse en Turkse jongeren het veel minder erg als joden worden gediscrimineerd.

Omgekeerd denken Nederlandse en Surinaamse leerlingen minder positief over moslims. Van alle Marokkaanse en Turkse leerlingen vindt 84 procent dat moslims even aardig zijn als andere volkeren. Minder dan de helft (42 procent) van de Nederlandse scholieren is het hier mee eens. Tweederde van de Surinamers vindt moslims net zo aardig.

Uit de evaluatie blijkt verder dat er van diepgeworteld antisemitisme onder vmbo–scholieren geen sprake is. Het gaat om een klein aantal leerlingen van overwegend Marokkaanse afkomst en discriminatie onder jongeren vindt vooral buiten school plaats. Het blijft meestal beperkt tot schelden en grof taalgebruik.

Wethouder A. Aboutaleb van Onderwijs is enthousiast over de resultaten en wil het project uitbreiden en onder de aandacht brengen bij andere steden. Daarnaast overlegt hij met scholen om een bezoek te brengen aan het vernietingskamp Auschwitz.