Serenade voor de maan
Een kleine orang-oetan verveelt zich. Maar niet lang, want uit een passerende vrachtauto, die een diep karrenspoor door de jungle trekt, ploft een zware doos.
Het aapje Bodo bedenkt zich niet lang en kijkt nieuwsgierig wat daarin zit. Er komt een koffer uit de doos tevoorschijn, „zwart als een panter en glanzend als een slang.” In die koffer zit een nog glanzender voorwerp met snaren en een stokje. Is het een dier? Het maakt een gek geluid als Bodo de stok langs de snaren strijkt. Met het ding maakt de kleine aap vreselijke jammergeluiden. Zelf vindt hij het schitterend, maar zijn moeder stopt bananen in haar oren om het niet te hoeven horen. Totdat Bodo op een dag prachtige melodieën speelt waar steeds meer dieren in vervoering naar komen luisteren.
Hans de Beer, die tekeningen maakte bij de tekst van zijn vrouw Serena Romanelli, heeft met haar een feest van dit muzikale prentenboek gemaakt, ook van de tekening waarop te zien is hoe Bodo’s viool uit de boom valt en Krokodil hem tussen zijn kaken vermaalt. Bodo is lang verdrietig en daarom gaat zijn vader naar oom Darwin, die op zijn reizen honderden mensenspullen heeft verzameld. Het duurt niet lang of vader orang-oetan komt thuis met een zak vol muziekinstrumenten. De Beer tekent de broertjes en zusje van Bodo echt ’aaps’: eentje tuurt door een blokfluit alsof het een telescoop is, een andere steekt een trommelstokje in zijn oor, de kleinste verdwijnt onder de hals van een tuba. Maar een viool zit er niet bij. Bodo gaat met zijn vader terug naar oom Darwin, naar een kelder met van alles en nog wat. Achter een koelkast waartegen de Mona Lisa geleund staat, ontdekt Bodo een moederviool. Maar de contrabas is te groot en krijgt geen kleine viooltjes, zodat het maar goed is dat Bodo in de koelkast ten slotte een prachtige kleine viool vindt. Als hij thuiskomt, blijkt dat de broertjes, zusjes en vriendjes van Bodo intussen op al die andere muziekinstrumenten hebben leren spelen. Samen met Bodo vormen ze een prachtig oerwoudorkest. „Maar af en toe, als de nacht helder is, klimt kleine Bodo in een hoge boom. Helemaal alleen speelt hij dan prachtige serenades voor het oerwoud en voor de maan.”
”Bodo en het oerwoudorkest”, door Serena Romanelli (tekst) en Hans de Beer (tekeningen), uitg. De Vier Windstreken, 1996.