Bremer hekelt gebrek aan troepen in Irak
De voormalige Amerikaanse bewindvoerder voor Irak, Paul Bremer, heeft gezegd dat de Verenigde Staten „een zware prijs" hebben betaald omdat ze niet genoeg troepen naar Irak hebben gestuurd. De geweldsuitbraak na de val van Saddam Hussein was daardoor nauwelijks te stoppen.
Bremer, die na de machtsoverdracht aan de Iraakse interim–regering eind juni zijn taken neerlegde, sprak maandag op een bijeenkomst in White Sulphur Springs. Hij zei dat bij zijn aankomst in Bagdad begin mei 2003 al massaal werd geplunderd. Door het onmachtige optreden van het Amerikaanse leger is meer en meer een „sfeer van wetteloosheid" ontstaan, aldus Bremer.
De voormalige ambassadeur in Nederland zei wel dat hij nog steeds achter het verdrijven van het regime van Saddam Hussein staat. Bremer schat dat de voormalige dictator tijdens zijn 35–jarige bewind zeker 300.000 Irakezen heeft laten vermoorden. „Saddam heeft meer moslims gedood dan wie dan ook in de moderne geschiedenis."
Ook verdedigde Bremer de destijds door de regering van president Bush aangevoerde reden om ten strijde te trekken: de aanwezigheid van massavernietigingswapens in Irak en de vermeende contacten met terroristische groeperingen. Volgens Bremer was er een „reëele mogelijkheid" dat Saddam biologische, chemische of nucleaire wapens zou doorspelen aan groepen als al–Qaeda.
De Amerikaanse minister van Defensie Donald Rumsfeld zei maandag nog dat hij geen „harde bewijzen" heeft gezien voor een relatie tussen Saddams bewind en al–Qaeda. Dinsdag kwam hij op zijn uitspraken terug. In een verklaring op de website van het Pentagon zei de minister dat hij „sinds september 2002 heeft gezegd dat er banden zijn tussen al–Qaeda en Irak". Op de website somt Rumsfeld aanwijzingen op voor banden tussen al–Qaeda en Irak ten tijde van Saddam, inclusief wat de CIA omschreef als ’geloofwaardig bewijs’ dat leiders van al–Qaeda contacten hadden gezocht met het Iraakse bewind.
De Britse minister van Buitenlandse Zaken, Jack Straw, bracht dinsdag een onaangekondigd bezoek aan de Noord–Iraakse stad Kirkuk. Straw ontmoette hier de Britse ambassadeur en enkele Britse en Iraakse topambtenaren en sprak ook met Jalal Talabani en Massoud Barzani, leiders van de twee belangrijkste Koerdische politieke partijen in het noorden van Irak.
Straw zei dat de voor eind januari aangekondigde verkiezingen in heel Irak doorgang moeten vinden. Rumsfeld en de Iraakse premier Allawi zeiden twee weken geleden dat waarschijnlijk niet in alle provincies verkiezingen kunnen worden gehouden. Maar volgens Straw mag het geweld de verkiezingen niet in de weg staan.
Bij aanslagen en gevechten in Irak vielen dinsdag opnieuw slachtoffers. In de Noord–Iraakse stad Mosul bliezen twee mannen zich op met hun auto. Volgens ooggetuigen had het duo het gemunt op een passerend Amerikaans konvooi. De bom trof echter een burgerauto. Drie Iraakse inzittenden kwamen om. Het konvooi bleef ongedeerd.
Bij een aanslag met een auto vol explosieven bij een wachtpost 50 kilometer ten zuiden van Bagdad kwamen twee leden van de Iraakse Nationale Garde om het leven. Ook in Ramadi, 100 kilometer ten westen van Bagdad, ontplofte een autobom in de buurt van een moskee. Vier voorbijgangers vonden de dood.