Opinie

Column: Gepast zelfbewustzijn

De jaaropeningen van de reformatorische scholen voor voortgezet onderwijs heb ik niet allemaal kunnen volgen. Wel een aantal verslagen ervan in deze krant, maar die geven uiteraard niet de volledige teksten weer. Het zou me niet verbazen als in sommige bijdragen zinnen geklonken hebben als: „We mogen nog dankbaar zijn dat we onze eigen scholen nog hebben.” Op het eerste gehoor klinkt dit vertrouwd. Dat er scholen op reformatorische grondslag zijn, is immers iets om dankbaar voor te zijn. En dat ze bestaan, is niet onze verdienste maar ten diepste genade. Toch klopt er in zo’n zinnetje iets niet. Het woordje ”nog” hoort er namelijk niet te staan. „We mogen dankbaar zijn dat we onze eigen scholen hebben” – zo zou de tekst moeten luiden.

Dr. R. Bisschop
8 September 2020 12:02Gewijzigd op 16 November 2020 20:18
„We moeten de bedreiging van reformatorische instellingen (in onder meer onderwijs en zorg) niet lijdelijk over ons heen laten komen.” Foto: Van Lodenstein College, Amersfoort. beeld RD, Anton Dommerholt
„We moeten de bedreiging van reformatorische instellingen (in onder meer onderwijs en zorg) niet lijdelijk over ons heen laten komen.” Foto: Van Lodenstein College, Amersfoort. beeld RD, Anton Dommerholt

Nou ja zeg, wat een muggenzifterij, zegt iemand misschien. Waarom over een enkel goedbedoeld woordje vallen? Het gaat toch om de strekking van de boodschap? Zeker, en die val ik van harte bij. Maar uitdrukkingen als „we mogen nog…” of „we hebben nog…” geven in dit verband ook een bepaalde toon aan een meditatie of betoog. Dat woordje ”nog” vooronderstelt dat het reformatorisch onderwijs bestaat bij de gratie van anderen: van aardse, seculiere krachten. Alsof het (voort)bestaan van dat onderwijs daarvan afhankelijk is. Dat geldt overigens eveneens voor (gesubsidieerde) zorginstellingen en andere organisaties.

Soms gaat deze toon gepaard met onversneden pessimisme, als retorisch gevraagd wordt: „Hoe lang nog?” Waarmee gezegd wil zijn: het zal wel niet zo blijven; we zijn een minderheid in eigen land. Of zelfs: we hebben het oordeel verdiend.

Inderdaad, buitenstaanders kijken vaak met verbazing of afkeer naar de reformatorische cultuur. Menigeen, zeker onder jongeren, zal kunnen vertellen over het onbegrip dat hij of zij onder studiegenoten of collega’s ontmoet. Of over pure haat soms, belachelijk maken, vuige laster, smadelijke kleinering, boosaardige verdachtmakingen.

Of orthodoxe christenen worden op één hoop geveegd met religieuze extremisten (lees: radicale islam, jihadisten). Allemaal orthodox – dus verdacht. Zo’n benadering is lekker makkelijk, vergt weinig diepgang en is al te vaak gebaseerd op onkunde.

Maar het zijn de slechtste vruchten niet waaraan de wespen knagen, zegt het spreekwoord.

Het antwoord van de gereformeerde gezindte daarop is een gepast zelfbewustzijn. Dat is wat anders dan trots. We moeten de bedreiging van reformatorische instellingen (in onder meer onderwijs en zorg) niet lijdelijk over ons heen laten komen. Die mogen en kunnen niet bestaan bij de gratie van uitzonderingsbepalingen. Hoe gemakkelijk die geschrapt worden, hebben we de afgelopen jaren al te vaak gezien.

De reformatorische gezindte neemt in de Nederlandse samenleving haar rechtmatige plaats in. Seculiere krachten kunnen die niet betwisten zonder de rechtsstatelijkheid geweld aan te doen. De vrijheid van onderwijs is in het Nederlandse onderwijsbestel bijvoorbeeld grondwettelijk verankerd. Dat is dus een kwestie van recht.

We zijn niet gewend om ons zo op te stellen. „Een mens hééft geen rechten”, erkennen we. In geestelijk opzicht is dat absoluut waar, maar die belijdenis moeten we niet verwarren met onze legitieme positie in politiek en maatschappij. Daarom moeten we een stap vooruit zetten en geen defensieve positie of slachtofferrol kiezen.

Laten we dus zelfbewust onze plaats innemen en de samenleving in alle openheid tonen wat we te bieden hebben. Laten we ook onze jongeren zo opvoeden. Daar past bij dat we waar mogelijk publiekelijk de hoop die in ons is belijden en getuigen van een beter perspectief, om zo onze naaste tot jaloersheid te wekken. Waar de gemiddelde Nederlander zo langzamerhand geen flauw idee meer heeft van wat de Bijbel is en leert, is het doen en laten van christenen zo ongeveer nog de enige manier waarop ze met Bijbelse noties in aanraking (kunnen) komen. Daar begint het mee.

Gepast zelfbewustzijn binnen de gereformeerde gezindte markeert zo onze maatschappelijke en politieke positie, doet ons de samenleving open tegemoet treden en leert ons onze diepste heilsverwachting met onze naasten te delen.

De auteur is lid van de SGP-Tweede Kamerfractie.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer