Impasse in Afghanistan
Over een paar dagen gaat Afghanistan naar de stembus. De democratie schijnt in opmars. De zittende interim-president Karzai zou de beste kansen maken onder de achttien kandidaten. Hij zei zondag in Duitsland goede hoop te hebben dat de beslissing in één ronde valt. Is er werkelijk reden voor die positieve verwachting?
Mensen kunnen een politicus graag mogen, omdat hij een sterke leidersfiguur is. Dat kan ertoe brengen hem belangrijke posten te gunnen. Maar soms geven burgers de voorkeur aan iemand die de zaken niet in eigen hand kan houden. Om zo hun eigen gang te kunnen gaan. Dat lijkt het geval bij Karzai. Dat hij favoriet is, vloeit niet voort uit achting voor zijn kwaliteiten. Maar uit de wetenschap dat iedereen kan blijven doen wat hij wil.
Karzai behoort als Pathaan tot de grootste bevolkingsgroep van Afghanistan. Hij kwam eind 2001 bovendrijven als „ideale overgangsleider.” Hij spreekt Engels. Dat is al heel wat. Bovendien bepleitte hij broederschap en wederzijds respect. Het bleek echter een onmogelijke opgave voor de aanhanger van de voormalige koning Zahir Shah om de in etnisch opzicht verdeelde Afghanen zijn prijzenswaardige ideeën bij te brengen. Al kort na zijn aantreden kreeg de interim-president de spottende bijnaam ”burgemeester van Kabul”. Met andere woorden: alleen in zijn directe omgeving heeft hij enige zeggenschap.
In die situatie kwam weinig verandering. Van Afghanistan vallen soortgelijke dingen te zeggen als van Irak. Na de komst van de Amerikanen bleek de straat steeds onveiliger. Daarom komt Karzai binnen Afghanistan niet verder dan zijn presidentieel paleis. Hij tekende in Duitsland een redelijk optimistisch beeld. Maar voor positieve verwachting is weinig grond.
Niet de regering, maar de ’warlords’ trekken voor een belangrijk deel aan de touwtjes. Vaak hebben de krijgsheren in het verleden ’hun’ mensen gedwongen tot bepaalde keuzes. Doorgaans in ruil voor inkomen of voedsel. Een mens moet toch eten? Zo is ook nu de situatie denkbaar dat de kleine dictatortjes invloed uitoefenen op het stemmen van Karzai. Om zo hun eigen gang te kunnen blijven gaan.
De krijgsheren hebben zich inderdaad tegen de Taliban verzet. Niet uit positief godsdienstige of democratische motieven. Maar om hun eigen praktijken te kunnen botvieren en voortzetten. Onder de Taliban hadden -althans gehoorzame- vrouwen niets te vrezen. Bij de krijgsheren was sprake van misbruik van vrouwen. Als twee ’warlords’ ruzie kregen, eindigde dat niet zelden in groot kabaal met negatieve gevolgen voor de bevolking.
Zo raakten de Tadzjiekse aanvoerder Massoud en de Tadzjiek Burharnuddin Rabbani -van 1992-1996 president- na verloop van tijd slaags. Dat heeft bombardementen op Kabul opgeleverd. De grootste verwoestingen in de hoofdstad zijn eigenlijk te wijten aan de Afghanen zelf. Niet aan de Russen. En al evenmin aan de Amerikanen.
De huidige president Karzai ontvangt buitenlandse bescherming. Maar bij de Afghanen heeft hij als politicus en als leider van wie iets te verwachten valt voor de wederopbouw van het land weinig of geen vertrouwen. Afghanistan raakt in een impasse met onoplosbare moeilijkheden.
Ondertussen neemt de productie van drugs -en dan gaat het onder andere om papaver- sterk toe. Ook hier hebben de commandanten een sterke vinger in de pap. Zij beslissen in veel gevallen wanneer er sprake kan zijn van het irrigeren van het land. Het betekent dat het zaaien van graan bijkans zinloos is. Het heeft te veel water nodig. En voor opium zijn hoge prijzen te halen. Want er is weer volop sprake van smokkel naar het westen.
Afghanistan verkeert in een impasse. Amerikanen zijn niet in staat die op te lossen. Corruptie viert nog allerwegen hoogtij. Democratie is schijn.