Huichelarij
2 Timotheüs 3:5
„Hebbende een gedaante van godzaligheid, maar die de kracht ervan verloochend hebben. Heb ook een afkeer van deze.”
Vooral het geslacht van de huichelaren en oprichters van eigengerechtigheid is groot, die slechts een gedaante van godzaligheid vertonen, maar de kracht ervan verloochend hebben. Is dit dan wat de apostel opnoemt allerwegen op te merken, dan zullen ook naar Gods Woord zware tijden ontstaan. In het laatste der dagen zullen spotters komen, schrijft de apostel Petrus (2 Petrus 3:3). Ziedaar een ander duidelijk zichtbaar kenmerk van de laatste dagen. Immers spot men, inzonderheid in deze dagen, openlijk en heimelijk, in geschriften en gezelschappen, met hen die voor de waarheid hun stem laten horen en wie de ere Gods zwaar op het hart ligt. De woorden van muiters, dwepers, oproermakers, liggen als in veler mond bestorven. Spot men niet met de ernstige preken, met wedergeboorte en zelfverloochening, met de meest kenmerkende leerstukken van de gereformeerde godsdienst, en wordt het niet haast wellevendheid geacht, door kwinkslagen of rechtstreekse aanvallen te spotten met ware vroomheid? Indien dit nu waar is, gelijk het niet weersproken kan worden, dan zijn wij ook thans is het laatste der dagen. Dat niemand u verleide, schrijft Paulus. Dat niemand u verleide, want de dag van Christus komt niet tenzij dat eerst de afval komt. Die afval nu is er werkelijk. Een algemene afwijking van de leer der waarheid, die naar de godzaligheid is (Titus 1:1), heeft algemeen plaats in onze eertijds zo rechtzinnige kerk.
Ds. G. F. Gezelle Meerburg, predikant te Almkerk
(”Leerrede over Lukas 12:54-57”, 1838)