Binnenland

OM wil schade in zaak Eric O. beperken

Er is geen lichaam, geen kogel en geen motief. Ook is er weinig meer over van de forse inzet van het openbaar ministerie in de zaak van de marinier Eric O. Voor de aanvankelijke ’moord’ werd maandag 240 uur werkstraf geëist.

Riekelt Pasterkamp
5 October 2004 10:17Gewijzigd op 14 November 2020 01:43

Hoorbaar zenuwachtig begon officier van justitie E. van Dusschoten maandagmorgen om negen uur bij de rechtbank in Arnhem aan een van de belangrijkste requisitoiren uit haar juridische carrière.

Schuin voor haar zat Eric O., de bekendste marinier van Nederland. Na maanden van onderzoek, een dossier van meer dan 1800 pagina’s en drie overvolle zittingsdagen kreeg hij maandag te horen hoe het openbaar ministerie zijn gedrag op 27 december 2003 kwalificeert.

Het stevig toongezette betoog van Van Dusschoten ging na anderhalf uur uit als een nachtkaars. Ze eiste tegen O. een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden en 240 uur werkstraf.

Dit vanwege het overtreden van de geweldsinstructies voor de Nederlandse militairen in Irak. Daar staat een maximale gevangenisstraf van vijf jaar op. Niet dat iemand had verwacht dat Van Dusschoten dit zou eisen, maar wat er nu uit de bus kwam is bijna symbolisch te noemen. Nog voordat de militaire strafkamer van de rechtbank over de zaak oordeelt, lijkt het openbaar ministerie al te berusten in een lage straf.

Er is weinig over van de strijdvaardige houding die het OM eind vorig jaar liet zien. Sergeant-majoor O. loste als commandant van een snellereactieeenheid van de Nederlandse mariniers in Zuid-Irak twee waarschuwingsschoten. Een groep Irakezen zou dreigend op O. en zijn mensen zijn afgekomen. Bij het tweede schot kwam een Irakees om het leven.

O. werd gearresteerd, beschuldigd van moord of doodslag en op oudejaarsdag overgevlogen naar Nederland. De jaarwisseling bracht hij door in een marechausseecel in Soesterberg.

Toen de arrestatie van O. uitlekte, vergaloppeerde het OM zich in een persbericht. In plaats van de gebruikelijke voorzichtige formuleringen, was het volgens het OM „zeker dat de 43-jarige Nederlandse militair heeft geschoten op een van de Irakezen en dat deze als gevolg hiervan is overleden.” Dat was op 2 januari, toen er nog nauwelijks onderzoek naar het schietincident was gedaan.

De hoogste ambtenaar bij het openbaar ministerie, voorzitter J. de Wijkerslooth van het College van procureurs-generaal, verscheen enkele dagen later op de televisie. „Er is iemand doodgeschoten door een Nederlandse militair”, was zijn stelling. Volgens de super-pg had Eric O. van een grote afstand „gericht” geschoten. Het optreden van De Wijkerslooth was buiten alle proporties. Hij verklaarde in feite O. schuldig.

Het tweede schot dat O. loste, was „een gericht schot in de richting van een groep burgers. Verdachte nam daarmee een zeer groot risico, en dat wist hij”, aldus officier Van Dusschoten gisteren. „Het is dus niet zo dat verdachte in een ’split second’ moest beslissen over leven of dood. Er was geen leven-of-doodsituatie.”

Het lijkt erop dat het openbaar ministerie terugtrekkende bewegingen maakt. Het moet Eric O. vervolgen, er is geen weg terug, er moet een eis op tafel komen. Maar die eis is zo mild, dat er van de zaak eigenlijk niets overblijft. Slechts 240 uur plantsoenen schoonmaken voor een ’moord’. Of moet de schade voor het OM zo beperkt mogelijk blijven?

Voor de advocaat van O., mr. G. J. Knoops, was het maandag prijsschieten. Hij betoogde dat het OM nooit tot vervolging van zijn cliënt had mogen overgaan. Hij sprak van een „eenzijdig onderzoek dat er louter op is gericht bevestiging te krijgen van het beeld dat voorzitter J. de Wijkerslooth van het College van procureurs-generaal in januari schetste.”

Volgens de raadsman bleek uit dit interview en uit andere stukken van het OM dat justitie bij voorbaat uitging van de schuld van Eric O. Het onderzoek was niet gericht op waarheidsvinding, maar op bevestiging van het door De Wijkerslooth opgeroepen beeld van een schietgrage militair die „zonder enige aanleiding een burger doodschoot. Dat was vanaf het begin de teneur”, aldus Knoops. Alleen al wegens die bevooroordeelde houding zou de rechtbank het OM niet-ontvankelijk moeten verklaren, betoogde hij.

De bal ligt nu bij de militaire kamer van de rechtbank in Arnhem. Op maandag 18 oktober komen de rechters, twee burgers en een militair, met hun oordeel. Mocht het tot een veroordeling komen, dan zal dat zeker gevolgen hebben voor toekomstige missies van Nederlandse militairen in het buitenland.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer