„Gevoel familieleden rond overname boerderij telt”
De overdracht van een boerderij aan een nazaat is een belangrijk moment voor een boerenfamilie. Het onderschatten van gevoelens van familieleden rond de overname kan uitlopen in verstoorde relaties en een haperend bedrijf. De hogeschool Windesheim gaat onderzoeken hoe dat beter kan.
Het tweejarige traject combineert verwerving van kennis met begeleiding en start begin september. Vijf vragen aan onderzoeksleider Judith van Helvert van het Landelijk Expertisecentrum Familiebedrijven van de Zwolse hogeschool.
Waarom dit onderzoek?
„Een bedrijfsovername is een grote uitdaging voor een agrarische familie. De verhoudingen in de familie en miscommunicatie kunnen zorgen dat een overname niet succesvol verloopt. Als een opvolgingsproces niet zorgvuldig verloopt, is het risico groter op slechtere zakelijke prestaties of zelfs ruzie binnen de familie. Aannames en verwachtingen zijn soms een eigen leven gaan leiden. Bijvoorbeeld de gedachte dat het kind met dezelfde naam als opa de opvolger moet zijn.
Zo’n kind kan moeilijk eigen keuzes maken. Een ander lastig punt is vaak de ongelijke verdeling van middelen: het geld zit vast in grond en machines. Uit eerdere studies bleek het belang om ook partners en broers en zussen die niet opvolgen, te betrekken bij het proces.”
Gaat het vaak mis?
„Het aantal succesvolle bedrijfsovernames loopt drastisch terug. Veel bedrijven stoppen, met name de kleinere bedrijven. Het is ook ingewikkeld, je hebt te maken met veel dingen: familieverhoudingen, generatieverschillen, relaties met broers en zussen, communicatie, financiën, strategie en een goed verdienmodel. De sociaal-emotionele aspecten van bedrijfsovername zijn lastig en worden vaak onderschat. Een geslaagde overname is niet vanzelfsprekend en vraagt veel aandacht.”
Hoe gaan jullie te werk?
„We gaan in gesprek met families met jonge kinderen, bloedverwanten die middenin een overnameproces zitten en families die terugkijken op een overdracht. Er doen vijftien families mee. We vragen welke hobbels mensen tegenkomen. Met de jonge kinderen praten we niet, wel met hun ouders. We willen graag te weten komen hoe en waarom ouders –misschien onbewust– al een voorselectie maken van de opvolger.
In aparte groepen gaan de deelnemers ervaringen uitwisselen over hun eigen rol: overdragers met overdragers, partners met partners, niet-opvolgers met niet-opvolgers en opvolgers praten met opvolgers. Door te horen hoe anderen met situaties omgaan, leren ze over hun eigen gedrag.
Wat is het doel van het onderzoek?
„We willen meer kennis opdoen over de gezinsrelatie, de zachte kant van opvolging. Verder willen we de zelfredzaamheid van families bij de bedrijfsopvolging vergroten door mensen bewust te maken van het belang om over gevoelens te praten.
Het onderzoek moet bijdragen aan het verhogen van het aantal succesvolle bedrijfsoverdrachten. Het Nederlands Agrarisch Jongeren Kontact en het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit hebben het initiatief genomen.
We willen ook een spelvorm ontwikkelen met gespreksvragen. Met een spel kan communicatie op een goede manier tot stand worden gebracht.
De geanonimiseerde resultaten maken we geschikt voor scholing. Het huidige agrarisch onderwijs besteedt relatief weinig aandacht aan het familieaspect. Misschien is het niet stoer om over gevoelens te praten, maar het is wel belangrijk.”
Jullie begeleiden de bloedverwanten ook?
„Families die deelnemen krijgen ondersteuning bij het opvolgingsproces. We werken toe naar een concreet stappenplan voor de zachte kant van opvolging. Een coach begeleidt leer-van-elkaarkringen die we voor de deelnemers organiseren.”
Hoe kregen jullie de families over de streep?
„Families worstelen erg met de balans tussen bedrijfsbelang en familiebelangen. Het is natuurlijk best lastig om erover te praten. Wij zorgen voor een laagdrempelige manier om met elkaar in gesprek te gaan.
Ik denk dat het contact met een coach helpt. Voor families is het ook prettig om in contact te komen met andere families die hetzelfde meemaken. Er is nog plek om mee te doen.”