Levende weg
„Dewijl wij dan, broeders, vrijmoedigheid hebben om in te gaan in het heiligdom door het bloed van Jezus, op een verse en levende weg, welke Hij ons ingewijd heeft door het voorhangsel, dat is Zijn vlees.”
Hebr. 10:19-20
In het Oude Testament was er een heiligdom, eerst de tabernakel en later de tempel. Binnen dat heiligdom was er een plaats van enkel heiligheid, namelijk het heilige der heiligen. Daar mocht niemand komen, want daar woonde God Zelf. Het dikke voorhangsel was de muur tussen God en de mensen, zelfs de priesters mochten niet naderen. In deze werkelijkheid lag voor het Joodse volk onderwijs, namelijk dat er door de zonde afstand was tussen God en hen, de zonde had de gemeenschap met God gebroken. Niemand kon binnentreden of hij werd in de nabijheid van de Heilige gedood. Alleen de hogepriester mocht eenmaal per jaar binnengaan, maar dan alleen met het bloed van een plaatsvervangend offerlam.
Ook de hemel wordt een heiligdom genoemd, omdat dat ten diepste de plek is waar de heilige God woont en troont. Ook de hemelpoort is door de zonde gesloten, een dikke en ondoordringbare muur is er tussen God en de mens. In de hemel woont Iemand voor Wie geen Adamskind kan bestaan; een verterend vuur en een eeuwige gloed, bij Wie niemand wonen kan. Wat is het nodig, lezer, dat wij door het werk van Gods Geest tot dit inzicht en dit besef gebracht worden.
Een mens die tot deze ontdekking komt in zijn leven gaat zien dat er van hem geen weg meer is tot God. Zo’n mens roept in de benauwdheid tot God of er van Hem uit nog een weg is om de welverdiende straf te ontgaan en weer tot genade te komen.
Wat een groot wonder is het dan, als de Heere laat zien dat er van Hem uit een weg gebaand is in en door Zijn Zoon. Toen het vleesgeworden Woord verscheurd werd onder de toorn van God. Toen Christus betalend Zijn bloed stortte op Golgotha’s kruis, werd daardoor Gods toorn gestild en voor Gods Kerk een genaderecht op het eeuwige leven verworven. Dit werd alles vastgemaakt toen Christus ten hemel voer, de poorten van de hemel voor Hem verhoogd werden en Hij het bloed der verzoening in het binnenste heiligdom legde voor de troon van God. Daar werd de vrede met een kus van het recht begroet. In deze weg werd Christus de Weg tot God.
Wat moeten u, jij en ik nu door genade leren? Om als een schuldig en doemwaardig zondaar gebruik te maken van deze Weg, als de enige Weg tot het leven. Ook als de volmaakte Weg tot het leven, want onze tekst van overdenking spreekt van „een verse en levende weg.” Het bloedspoor van Jezus, dat loopt van de aarde naar de troon van God, is „vers”, alsof het net gestort is. Door alle eeuwen heen is de reinigende kracht van Christus’ bloed niet verminderd en daarom brengt deze weg zo zeker tot het leven hen die erover leren wandelen. Daarop ziende spreekt de apostel in verwondering over een ingaan in het heiligdom, met vrijmoedigheid! Deze wondere en heilige werkzaamheid van het geloof vindt plaats in de eenzaamheid, waar een mens niet in het heiligdom kan komen en nochtans in het heiligdom geleid wordt over die verse en levende Weg. Lezer, mag u door genade deze Weg kennen?