Botsing op het Binnenhof
Niet in een demonstratie of in het neerslaan ervan uitte zich woensdag een botsing tussen vrijheid en repressie. Eén vraag en één antwoord vertolkten die confrontatie: „Mogen wij?” „Nee”.
Dat was woensdag een opmerkelijk moment. De Chinese minister van Buitenlandse Zaken Wang Yi was voor een bliksembezoek in Nederland om in Den Haag met zijn collega Stef Blok te praten. Maar de man weigerde in te gaan op een verzoek van parlementariërs om de buitenlandwoordvoerders van de Tweede Kamer te woord te staan.
Natuurlijk zijn daar allerlei redenen voor aan te dragen: geen tijd, niet gepland, niet op voorbereid, of gewoon: geen zin. We zullen het niet weten, want zelfs daarover kwam geen duidelijkheid. Ik houd het erop dat Wang er inderdaad geen zin in had. Want zeg nou zelf: een club kritische volksvertegenwoordigers tegenover je, die je bevragen over vanalles-en-nog wat en vrijwel zeker over belabberde mensenrechten in China is geen kleinigheid. „Dat gaan we niet doen”, moet Wang hebben gedacht en ik snap dat wel. Want China mag dan zelf een volksvertegenwoordiging hebben, zelfs een veel grotere dan die in de meest democratische landen op aarde, maar zo onafhankelijk en kritisch als bij ons is dat Chinese parlement niet. Akkoord, ze worden gekozen, maar dat gebeurt pas na een grondige voorselectie en keuring door de machtige Communistische Partij. En bij die selectie zijn de mate van volg- en zwijgzaamheid van de kandidaat belangrijker dan de mate van kritisch- en onafhankelijk zijn.
Dat in autoritaire regimes überhaupt iets van een volksvertegenwoordiging bestaat of van verkiezingen, is natuurlijk verbazend. Want je zou denken: als het er toch niet toe doet wat de bevolking vindt van zijn vertegenwoordigers en die ook niet in vrijheid mag kiezen, waarom wordt dan toch alsof gedaan?
Overigens is de invloed van de Chinese bevolking op wat de overheid doet groter dan we vaak denken. Zo wordt buiten het parlement het machtsspel tussen staat en burgers subtiel gespeeld, met straatprotesten, stakingen en petitiecampagnes. Ze zijn aan de orde van de dag, maar worden door de staat geheim gehouden.
Welk over-en-weer-karakter dat opleggen van bovenaf en het aanvechten van onderop heeft, beschrijft de Amerikaanse Chinakenner Daniel Mattingly in zijn boek “The art of political control in China”. Die titel zegt genoeg: de kunst (!) van politieke overheersing.
Nu zijn dit soort analyses meestal te vinden in gortdroge studies, geschreven door lieden met een hoog professor doctor-gehalte. Woensdag kwam alles plots heel dichtbij toen het ”nee” van Wang volgde op het „mogen wij u spreken?” van het parlement. En die zachte botsing gebeurde ook nog eens in het hart van de parlementaire democratie: het Binnenhof.
Reken er maar op dat we dit soort ontmoetingen vaker gaan meemaken, nu China assertieve diplomatie praktiseert om Europese landen vóór zich te winnen teneinde rivaal Amerika het nakijken te geven. Spannende thuiswedstrijdjes worden dat voor Haagse parlementariërs. Spannend ook voor minister Wang en zijn collega’s die vaker gaan langskomen en dan iedere keer worden omringd met die vraag om een gesprek. Hoezo spannend? Omdat die zachte botsing –mogen wij? nee– in wezen bikkelharde confrontaties zijn tussen twee elkaar uitsluitende systemen.