Toch vrede
Lukas 12:51
„Meent gij dat Ik gekomen ben om vrede te geven op de aarde? Nee, zeg Ik u, maar veeleer verdeeldheid.”
Hoe verstaan wij dit? Zijn hier tegenstrijdigheden en onoverkomelijke hinderpalen? Kwam Jezus niet om door Zijn bloed vrede te maken tussen God en mensen? Was Hij niet de Gever van de geestelijke vrede voor Zijn volk? Is het Evangelie niet een evangelie des vredes, en werkt het geen vrede in het gemoed door de Heilige Geest? Wordt ook niet door al de profeten van die vrede gewag gemaakt? Lezen wij dan niet: „In Zijn dagen zal de rechtvaardige bloeien, en de veelheid van vrede, totdat de maan niet meer zij” (Psalm 72:7)? Lezen wij niet: „Zij zullen hun zwaarden slaan tot spaden, en hun spiesen tot sikkelen; het ene volk zal tegen het andere volk geen zwaard opheffen, noch zij zullen geen oorlog meer leren; men zal nergens leed doen, noch verderven op de ganse berg Mijner heiligheid” (Jesaja 2:4)? Wordt er niet gezegd: „Hij zal het hart der vaderen tot de kinderen wederbrengen, en het hart der kinderen tot hun vaders” (Maleachi 4:6)? Wordt Hij niet de Vredevorst genoemd, en zongen de engelen in Bethlehems velden niet: „Vrede op aarde” (Lukas 2:14)?
Hoe zijn deze profetieën overeen te brengen met de woorden van de Heere, die aan onze tekst voorafgaan? Die vrede waarvan de profeten spreken, die met het geloof verbonden is, bestaat alleen onder de kinderen Gods. Zo zien wij de profetieën vervuld.
Ds. G. F. Gezelle Meerburg, predikant te Almkerk (”Leerrede over Lukas 12:54-57”, 1838)