De onwetendheid is een duidelijk gevolg van de zonde die voortkomt uit de beroving van Gods beeld in de natuurstaat: de geestelijke dood. Zo’n mens mag niet aan het avondmaal gaan, want waar geen kennis is, is ook geen geloof. Waar geen geloof is, mag niemand ten avondmaal gaan. Waar geen kennis is, kan ook geen beproeving plaatsvinden. Daarom dreigt de Heere onwetenden met het eeuwig verderf: „Dewijl gij de kennis verworpen hebt, heb Ik u ook verworpen.”U zult zeggen dat de meeste mensen niet zo veel geheugenkennis hebben. Dat is waar, maar het is hun eigen schuld. Ze zijn niet met grote zorg hierover aangedaan. Ondertussen kunnen zij wel alle wereldse zaken, tot de kleinste toe, onthouden. De duivel zal trachten de Schrift te verdraaien tot hun eigen verderf. De Heere Jezus toont in een gelijkenis (Lukas 12:47) dat die dienstknecht die de wil van zijn meester heeft geweten en niet heeft gedaan, met vele slagen zal geslagen worden.

Degenen die de Heere zal bekeren, zijn met die weinige kennis niet gerust. Zij hebben en krijgen een geheiligde ijver om meer te krijgen. Daarom zijn zij ijverig in het gebruik van de middelen, het lezen en horen van preken en het navragen bij godzaligen. Zij bidden en smeken of de Heere hun meer kennis en geestelijk licht wil schenken.

Johan Verschuir, predikant te Zeerijp (Selfs-ondersoek, 1740)