Arib over stemmingen: Kamer kan altijd vragen later te stemmen
Tweede Kamervoorzitter Khadija Arib zegt dat het partijen altijd vrij staat te vragen om hoofdelijke stemmingen op een ander moment te houden, bijvoorbeeld als zij meer voorbereidingstijd willen. Woensdagavond waren er tijdens het coronadebat niet meer genoeg Kamerleden in het gebouw om hoofdelijk te stemmen over een motie van Geert Wilders. Het zogeheten quorum van 76 leden, dat nodig is voor een hoofdelijke stemming, werd niet meer gehaald.
De oppositie verweet de coalitie bewust „uit het gebouw gevlucht te zijn” om zo de hoofdelijke stemming te „saboteren”. Volgens Arib heeft deze gang van zaken „het aanzien van de Kamer geschaad”. De partijen hebben inmiddels ook gereageerd met zelfkritiek. „Niet fraai”, luidt het oordeel van het CDA. Ook de D66-fractie vond het eigen handelen „bepaald niet sterk”.
„Kamerleden kunnen altijd een ordevoorstel doen en vragen of de stemming op een later moment kan”, zegt Arib. „Als daar een meerderheid voor is, dan wordt de stemming uitgesteld.”
De coalitie vond dat er te weinig tijd was om te stemmen over Wilders’ motie, die opriep tot een hoger salaris voor zorgpersoneel, omdat enkele Kamerleden daarvoor vanuit onder meer Groningen naar de Kamer moesten komen. Hiermee kwam Wilders een eerdere afspraak over het tijdig kenbaar maken van een hoofdelijke stemming niet na, aldus de coalitiepartijen. Volgens D66-Kamerlid Paul van Meenen is er vanwege de coronamaatregelen in de Kamer meer voorbereidingstijd nodig en dient een hoofdelijke stemming niet op dezelfde dag als de indiening gehouden te worden.
Maar een dergelijke ’gentlemen’s agreement’ gaat niet voor de Grondwet en de reglementen van de Tweede Kamer, zegt Arib. „Ieder Kamerlid heeft volgens de wet het recht om een hoofdelijke stemming aan te vragen. Ik heb niet de bevoegdheid dat recht opzij te schuiven.” Als Kamerleden de regels willen veranderen, kunnen zij hier een voorstel voor indienen en een meerderheid voor zoeken, aldus Arib.