Bio-ethiek als kans voor het Evangelie
Praktisch en bruikbaar voor de lokale kerk, waar ook ter wereld. Dat moeten de eindrapporten van het wereldevangelisatiecongres in het Thaise Pattaya worden, benadrukte de internationaal directeur van het Lausanne Comité deze week. Geen eenvoudige opgave, beaamt dr. Roland Chia, als theoloog betrokken bij de tienkoppige taakgroep ”Bio-ethiek: obstakel of kans voor het Evangelie.”
Het onderwerp staat ver van de meeste mensen af, constateert dr. Chia, docent systematische en historische theologie aan het Trinity Theological College in Singapore. „Van mensen uit de derde wereld nog veel verder dan van mensen uit de Verenigde Staten of Europa. En dan zijn er nog de culturele verschillen in het nadenken over deze thematiek. Het zal dus niet meevallen om voor komende dinsdag een document te schrijven dat én recht doet aan de gevoeligheden, én aan de complexiteit van de materie, én bruikbaar is voor de plaatselijke kerk.”
Toch is het, vindt hij, terecht dat ’Lausanne’ de bezinning rond dit thema beschouwt als een van de 31 belangrijkste aandachtspunten voor de kerk van de 21e eeuw. „Veel gemeenteleden, predikanten en voorgangers, óók in Europa en de Verenigde Staten, beseffen nauwelijks welke ontwikkelingen er op dit terrein gaande zijn. Maar ook christelijke wetenschappers zijn vaak niet doordrongen van de implicaties van de biotechnologie. Een van de redenen daarvan is dat er tijdens hun opleiding vaak zo goed als geen aandacht wordt besteed aan de vragen achter de techniek, achter de wetenschap. Heel wat wetenschappers doden embryo’s zonder te wéten dat zij dat doen.”
„Education”, educatie op dit gebied, is daarom dringend nodig, zegt dr. Chia. Het zal, verwacht hij, een van de aanbevelingen zijn die zijn ”issuegroup” in haar eindrapport zal doen. Dat rapport mag niet meer dan 45 bladzijden tellen. „Dat betekent dus dat we ethische kwesties zoals embryonaal stamcelonderzoek, genetische manipulatie en klonen alleen maar kunnen introduceren. Maar we willen dat wel zo doen, dat mensen, ook niet-christenen, er iets mee kunnen, met behulp van case-studies bijvoorbeeld. Zodat ze zeggen: Hé, interessant. En de bibliografie kan hen dan verder helpen.” De Lausanne-organisatie zal zorg dragen voor de verspreiding van de rapporten naar de kerken.
Op zichzelf is biotechnologie niet verkeerd, stelt de methodistische theoloog. „Absoluut niet. Zoals van elke technologie, zijn ook de mogelijkheden van de biotechnologie vrucht van Gods genade en zorg voor de schepping, en mogen wij mensen daar gebruik van maken. Tot Zijn eer, en ten dienste van anderen. Maar, we hebben ook hier te maken met de gevolgen van de zondeval - een fundamentele notie in de reformatorische theologie. En hier ligt een spanningsveld. Zelfs met de beste bedoelingen kunnen we de biotechnologie voor verkeerde doeleinden gebruiken.”
Ook daarvan wil zijn issuegroup -waarin ook de Nederlandse ethicus prof. dr. H. Jochemsen deelneemt- mensen bewustmaken. Dr. Chia: „Neem een kinderloos echtpaar dat zijn toevlucht wil nemen tot in-vitrofertilisatie. Zij vragen om advies aan hun predikant. Die zal hun dan in elk geval moeten kunnen vertellen dat kinderloosheid niet een concrete straf is voor hun zonden. Maar hij zal ze ook dienen te wijzen op de ethische vragen die spelen rond reageerbuisbevruchting, omdat daarbij zo veel embryo’s verloren gaan bijvoorbeeld. En elk mensenleven waarde heeft.”
Veel wetenschappers, sommige christelijke ethici niet uitgesloten, zijn van mening dat in bepaalde gevallen het doel de middelen heiligt, zegt hij. „De redenering is dan: Stamcelonderzoek bij embryo’s moet worden toegestaan, omdat het een hoger doel dient: het ontwikkelen van een behandeling voor vreselijke ziekten, zoals alzheimer. Maar vanuit bijbels oogpunt deugt die redenering niet. Ook een edel doel heiligt geen onedele middelen. Embryonaal stamcelonderzoek ís een zondig middel - omdat er embryo’s, dus mensenlevens, vernietigd worden.”
De Amerikaanse denker Francis Fukuyama schetst in zijn boek ”De nieuwe mens” een dreigend toekomstscenario als het gaat om de ontwikkelingen in de biotechnologie. Hij bepleit een internationaal instituut dat toeziet op deze ontwikkelingen en deze zo nodig een halt kan toeroepen. Hoe wenselijk is zo’n instituut?
„Fukuyama heeft veel kritiek gekregen op zijn boek. En ook naar mijn idee is hij iets te paniekerig. Al zeg ik niet dat het onmogelijk is dat wat hij schrijft, ooit werkelijk wordt. Maar vooralsnog niet. Wat zo’n instituut betreft, op zich zou het niet eens zo slecht zijn als het er kwam. Moeilijkheid is alleen: wat moet het zoal gaan controleren? Welke bevoegdheden krijgt het? Lastige kwesties.”