Bloed Bosniërs ingezameld voor identificatie vermisten
In Den Haag is de Internationale Commissie voor Vermiste Personen (ICMP) vrijdag begonnen met het afnemen van bloed bij familieleden van vermiste Bosniërs, Kroaten en Kosovaren. De bloedmonsters, bestemd voor DNA–onderzoek, zijn van belang voor de identificatie van duizenden stoffelijke overschotten die in mortuaria in voormalig Joegoslavië liggen opgeslagen.
De inzameling van bloedmonsters begon op het kantoor van het Interkerkelijk Vredesberaad (IKV), dat met de ICMP samenwerkt. Vrijdagmiddag had zich nog slechts een enkeling gemeld. Tot en met 10 oktober kunnen Bosniërs, Kroaten en Kosovaren nog terecht in Amsterdam, Rotterdam en Utrecht. De ICMP verwacht ongeveer driehonderd bloedmonsters af te nemen.
Het gaat om familieleden, het liefst in de eerste lijn, van nog ongeïdentificeerde slachtoffers van onder meer de genocide van Srebrenica. Zoveel jaren na de oorlog telt het voormalige Joegoslavië naar schatting nog altijd 25.000 ongeïdentificeerde oorlogsslachtoffers.
De ICMP heeft de afgelopen jaren van de meeste familieleden van vermiste personen, die nog op de Balkan wonen, al bloedmonsters genomen. Deze weken bezoeken ICMP–teams behalve Nederland ook andere Europese landen als Oostenrijk, Denemarken, Duitsland, Slovenië en Zwitserland.
Identificatie is voor de nabestaanden erg belangrijk, aldus het IKV. Na identificatie kan een begrafenis plaatsvinden. Pas dan kunnen de nabestaanden een periode van jarenlange onzekerheid afsluiten en met hun rouw– en verwerkingsproces beginnen.
Ex–premier Kok is een van de commissarissen van de ICMP. De Nederlandse regering steunt de commissie jaarlijkse met enkele miljoenen euro.