117.000 vlinders geteld, maar Vlinderstichting maakt zich zorgen
In een maand tijd zijn tijdens de jaarlijkse tuinvlindertelling 117.000 exemplaren geturfd bij ruim 14.000 tellingen in 4500 tuinen. Er waren meer deelnemers dan ooit. Toch stemmen de cijfers De Vlinderstichting allerminst tevreden, zegt Ineke Radstaat. De uitkomst is weliswaar beter dan die in de warme zomers van 2018 en 2019, maar de aantallen komen niet in de buurt van de tellingen van pakweg tien jaar geleden.
„Toen zaten we op het dubbele”, aldus Radstaat. Vlinders verliezen onder meer leefgebied in bloemrijke graslanden door de intensieve landbouw, maar ook klimaatverandering en droogte zijn van invloed.
In de telling van dit jaar konden vlindertellers hun waarnemingen in de tuin doorgeven via Vlindermee (website of app), die hielp bij het herkennen van de diverse soorten. Er werden 141 soorten dag- en nachtvlinders gemeld.
De atalanta werd in de tuinen het meest gezien, al waren er regionale verschillen. Zo stond de dagpauwoog in de provincies Groningen, Drenthe en Flevoland op nummer 1, maar won in Limburg het klein koolwitje.
Volgens Radstaat is het te verklaren dat de atalanta juist in de provincies boven de rivieren zo goed scoort en dat 80 procent van de waarnemingen van atalanta’s boven de rivieren werd gedaan. Zij veronderstelt dat de afgelopen warme zomers de vlindersoort heeft doen verkassen. „Vorig jaar was het voor veel vlinders gewoon te warm en dus zijn ze naar het noorden vertrokken, waar het doorgaans wat koeler is. Deze zomer is gelukkig beter voor de vlinder, met wat zon en af en toe een buitje.”
Hoopgevend is volgens haar dat deze zomer ook de keizersmantel - tot 2015 uitgestorven in ons land - weer welgeteld 80 keer is gesignaleerd door de vlinderwatchers.