Afwezigheid premier brengt onrust
In vice-premier Zalm heeft minister-president Balkenende in principe een goede vervanger. Maar het moet niet te lang gaan duren. Voor Zalm niet en voor het CDA niet.
Bijzonder was het woensdag zeker. Het is immers sinds mensenheugenis niet voorgekomen dat een premier het debat van de algemene beschouwingen in zijn geheel moest overlaten aan zijn vice-premier. VVD-fractievoorzitter Van Aartsen stak zijn trots niet onder stoelen of banken over het feit dat zijn partijgenoot Zalm nu het grote werk mocht doen. „Sinds Cort van der Linden in 1918 is het niet meer voorgekomen dat een liberaal in deze Kamer het totale kabinetsbeleid mocht verdedigen.”
Zalm was er best een beetje zenuwachtig van. Hij bedankte de Kamer tenminste omstandig voor het feit dat deze hem bij moeilijke onderwerpen slechts terughoudend interrumpeerde. „Heel sympathiek. Het is per slot van rekening min of meer mijn maidenspeech.”
Maar alle zenuwen ten spijt, de algemene indruk was woensdagavond in Den Haag dat Zalm het helemaal niet slecht gedaan had. Toch rijst allerwege de vraag hoe lang dit op deze wijze door kan gaan. Zeker nu er steeds meer signalen komen dat de bedlegerigheid van Balkenende met een weekje of twee niet over is.
Over de toestand van de premier doen tegenstrijdige verhalen de ronde. Een ochtendkrant bracht woensdag naar buiten dat de premier, nog altijd te bed in het IJsselland Ziekenhuis, te zwak zou zijn om de algemene beschouwingen zelfs maar op tv te volgen. De Rijksvoorlichtingsdienst ontkende dat vervolgens weer.
Hoe dit ook zij, enkele zaken staan toch inmiddels wel vast. In de eerste plaats dat de toestand van de Balkenende in elk geval kritiek is geweest. Het had niet veel gescheeld of de minister-president had zijn voet moeten missen. In de tweede plaats dat een tweetal operaties, gepaard gaande met narcose, en antibioticakuren hem danig hebben verzwakt. Voorzover hij dat twee weken geleden al niet was, want de desbetreffende virusinfectie slaat volgens deskundigen vooral toe als het afweersysteem, door bijvoorbeeld oververmoeidheid, al flink is aangetast.
Als van dit laatste inderdaad al sprake was, hoeft dat niemand te verwonderen. Balkenende heeft sinds zijn verkiezing tot lijsttrekker van het CDA, september 2001, nauwelijks een week rust gehad. Twee nationale verkiezingen op rij, de perikelen rond zijn eerste kabinet, diverse affaires rond het koningshuis en daar bovenop nog eens het voorzitterschap van de Europese Unie: wie zou niet moe worden alleen al bij het horen van deze opsomming?
Niet vreemd is het daarom dat aan het Binnenhof enige onrust begint te ontstaan over hoe lang de huidige situatie kan voortduren. Het scenario dat de premier pas begin december weer enigszins hersteld zal zijn, is niet onwaarschijnlijk. In deze periode van knagende onzekerheid zijn er voor de bij het probleem betrokken politici in elk geval twee factoren die de druk opvoeren om nadere stappen te nemen.
Dat is in de eerste plaats de draagkracht van Zalm. Kon de vice-premier vorige week nog, half schertsend, zeggen dat hij het allemaal best aankan en dat het waarnemen van Balkenende hem „ongeveer een uurtje per week” kost, ondertussen rijst de vraag hoe lang hij die overmoedige taal volhoudt. Als rasflipperaar mag hij de vaardigheid bezitten heel snel op hem afkomende ballen te kunnen terugschieten, ook hij kan op zeker moment in het werk verdrinken. Donderdag vliegt hij naar Washington voor een meerdaagse vergadering van het IMF, volgende week voert hij het woord bij de financiële beschouwingen in de Tweede Kamer en komende maand moet hij een conferentie leiden over vijf jaar euro en is er een groot pensioendebat. Daar komt bij dat hij over drie weken de ecofin voorzit, de vergadering van EU-ministers van Financiën. Ook voor deze intelligente en capabele man houdt het een keer op.
In de tweede plaats ontstaat er vanuit het CDA steeds meer druk om tot een andere oplossing van het probleem te komen. Want hoe lang kunnen de christen-democraten het verdragen dat het kabinetsbeleid niet door een partijgenoot maar door een liberaal aan de man wordt gebracht en dat het boegbeeld van het kabinet geen CDA’er maar een VVD’er is? Ingewijden melden dat fractievoorzitter Verhagen er al met enkele CDA-kamerleden over gesproken heeft om bij langere afwezigheid van Balkenende de premier te laten vervangen door een minister van eigen kleur, bijvoorbeeld Van der Hoeven van Onderwijs.
Toch is een dergelijke vervanging nog niet zomaar voor elkaar. Zoals bestuurskundige prof. J. Th. Van den Berg uit Leiden onlangs aangaf, is de vervanging van een premier maar matig geregeld. Natuurlijk is daar sinds 1948 de vice-premier, die de officiële vervanger is. Maar die is eigenlijk bedoeld voor de korte termijn, bij ontvangsten of een keertje de ministerraad voorzitten.
Voor een premier die langere tijd weg is, treedt een andere regeling in werking. Dan mag de grootste regeringsfractie een vervanger voor de premier aandragen. Maar die persoon moet wel de goedkeuring hebben van de andere coalitiepartners.
Lastig is dat die regeling nergens formeel vastligt. Wie weet, leidt de ontstoken voet van Balkenende ertoe dat deze lacune binnenkort wordt opgevuld.