Economie

Kosten monumentaal pand aftrekbaar

Wie een monumentale woning in eigendom heeft en die bewoont als hoofdverblijf, profiteert fiscaal van extra voordeeltjes. Behalve de rente op de hypotheek kan hij overige kosten, lasten en afschrijvingen van zijn inkomen aftrekken. Er geldt wel een drempel van 1,15 procent van de eigenwoningwaarde. Deze drempel is minimaal 136 euro en maximaal 12.150 euro.

Wilbert van Vliet
30 September 2004 10:09Gewijzigd op 14 November 2020 01:42

De regeling geldt voor panden die zijn aangemerkt als monument in de zin van de Monumentenwet. Over de vraag welke kosten kunnen worden afgetrokken, diende onlangs een zaak bij het gerechtshof in Amsterdam.

Jansen (de naam is gefingeerd) was al enige tijd op zoek naar een mooie oude boerderij. Op een goede dag werd zijn droom werkelijkheid. Hij kocht twee stolpboerderijen, een grote en een kleine. De grote stolboerderij had een erf, een boomgaard, een weiland, een tuin en een brongasinstallatie. De kleine boerderij had ook een flink stuk grond, een erf en een tuin. De beide boerderijen waren bereikbaar via één toegangsweg. Kadastraal was er sprake van twee percelen.

Beide boerderijen waren –tot verdriet van de vorige eigenaar– aangemerkt als rijksmonument. De grote stolp was in het verleden schitterend gerenoveerd en Jansen en zijn vrouw gingen daar dan ook wonen. Jansen liet ook de kleine stolp verbouwen.

Deze stolp was aanvankelijk slechts bedoeld als bijgebouw, opslagruimte en als woning voor een knecht. Jansen liet een mooie woonkamer annex kantoorruimte maken, een hal met een trap naar boven, een badkamer en een keuken. Boven maakte hij een slaapkamer met een dakkapel en bergruimte. Verder liet hij het gebouw isoleren, vernieuwde hij trap, ramen en kozijnen en bracht hij goten aan.

Al met al kostte de verbouwing een lieve duit: in totaal 383.000 gulden (175.000 euro). Deze kosten trok hij in zijn aangifte af als kosten terzake van een monument. De inspecteur vond dit echter maar niks en weigerde de aftrek.

In de bezwaarfase kwamen de inspecteur en Jansen er niet uit en daarom verschenen beide partijen voor de rechter. De inspecteur moest zijn weigering om de kosten in aftrek toe te laten, uitleggen.

De inspecteur voerde aan dat het naar zijn mening niet om onderhoudskosten terzake van de eigen woning ging. „De verbouwing van de kleine stolp leidt ertoe dat er een nieuw pand is ontstaan, dat bovendien apart verkocht kan worden. Het betreft dus geen verbetering van de woning, maar het opnieuw bouwen van een pand. Fiscaal leidt dit tot een nieuwe bron van inkomen. En kosten die worden gemaakt om iets nieuws te bouwen, zijn niet aftrekbaar als onderhoudskosten van een monumentenwoning.”

Jansen protesteerde: „Er is geen sprake van een totale vernieuwing, maar slechts van vernieuwing van het bijgebouw, de kleine stolp.”

De rechter was het op zich eens met het oordeel van de inspecteur dat kosten terzake van een nieuwe woning niet kunnen leiden tot aftrek. Maar de kleine stolp maakt volgens hem niet een zo aanzienlijk deel van het hele complex uit dat een totale vernieuwing van de eigen woning als geheel aan de orde is. Het ging Jansen er slechts om dat de kleine stolp in bruikbare staat werd hersteld, zodat de ingetreden achteruitgang werd opgeheven. De kosten waren volgens het hof daarom kosten terzake van de bestaande eigen woning en mogen in aftrek worden gebracht.

„Het mag dan zo zijn dat nu de mogelijkheid is ontstaan dat de kleine stolp verkocht kan worden als afzonderlijke woning, dit neemt niet weg dat de kleine stolp nu nog onderdeel van het complex uitmaakt.” Jansen kreeg gelijk. Hij mocht de kosten als onderhoudskosten terzake van zijn monumentenwoning in aftrek brengen.

Toch blijft het in dit soort gevallen oppassen. Bij twee panden op één stuk grond is het immers niet op voorhand duidelijk of het om één woning met een bijgebouw gaat of om twee zelfstandige woningen. In de zaak van Jansen ging het om de verbouwing van een pand dat, technisch gezien, losstaat van de eigen woning.

In deze uitspraak is het pand aangemerkt als behorend bij de eigen woning omdat er sprake was van één oprijlaan en één WOZ beschikking. Aftrek van (nagenoeg) alle kosten terzake van onderhoud van monumenten is dan goed mogelijk, omdat het om een bijgebouw gaat. Als het echter om twee zelfstandige eigen woningen was gegaan of als Jansen de kleine stolp afzonderlijk had verkocht of had willen verkopen, had de zaak anders gelegen. In dat geval was er sprake geweest van twee woningen. De aftrekmogelijkheden voor de kleine stolp –waar hij niet in woonde– zijn in een dergelijk geval niet toegestaan.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer