Kruidnagels in de Ridderzaal
Kruidnagels, zijde, thee, porselein. Het verleden van de VOC trok woensdag aan koningin Beatrix voorbij. Samen met kroonprins Willem-Alexander en zijn vrouw prinses Máxima woonde zij de officiële ”Viering 400 jaar VOC” bij in de Ridderzaal aan het Binnenhof.
De sfeer in de monumentale Ridderzaal is sereen. Zacht, maar doordringend klinkt het monotone geluid van een gong. Daarbovenuit is een origineel Indonesisch snaarinstrument te horen, bespeeld door een vrouw in kleermakerszit.
Drie meisjes en een jongen in witte, katoenen kleding wuiven de genodigden koelte toe met waaiers. Langs de wanden staan allerlei producten uitgestald uit de VOC-tijd: zijden stoffen, een geborduurd kamerscherm, geweren, Chinese vazen, kruidnagels en zelfs een vogelkooi.
Deze artistieke aankleding moet de ”Viering 400 jaar VOC” luister bijzetten. Precies 400 jaar geleden, op 20 maart 1602, werd de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) opgericht. Maar is dat eigenlijk wel iets om te vieren? Is herdenken niet meer op zijn plaats, vanwege de schaduwzijden die het bestaan van de VOC heeft gekend? Vragen die deze middag herhaaldelijk worden gesteld.
„Vanmiddag vieren we het plaatsen van de V voor de OC”, opent ir. E. L. P. Hessing, voorzitter van de Stichting Viering 400 jaar VOC, de feestelijke plechtigheid. In 1602 bundelden de verschillende elkaar beconcurrerende Oost-Indische compagnieën op aandringen van de landsadvocaat Johan van Oldenbarnevelt hun krachten. Zij ontvingen van de Staten-Generaal op 20 maart octrooi, wat betekende dat de VOC voortaan als enige Nederlandse compagnie handel mocht drijven op Azië.
Deze bundeling van krachten had echter ook zijn schaduwkanten, aldus Hessing. „We streven naar evenwicht. Door verschillende invalshoeken willen we tijdens deze viering ook aandacht besteden aan de schaduwzijde.”
Prof. dr. L. Blussé van de Universiteit Leiden wijst erop hoezeer wij deze vragen naar de schaduwzijden van het verleden vanuit onze eigen tijdsbeleving stellen. „Onze relativerende tijdgeest zet vraagtekens achter herdenkingen.”
Blussé vraagt de aanwezigen hoe zij aankijken tegen de Compagnie. Hij maakt duidelijk dat alledaagse consumptieartikelen -„uw katoenen of misschien wel zijden pyjama, een kimono of kamerjas, een kopje koffie of thee met suiker”- in de VOC-tijd voor het eerst in Nederland zijn geïntroduceerd. „De VOC als smaakmaker in voedsel, kleding en materiële cultuur”, is volgens Blussé voor de gemiddelde Nederlander de meest tastbare herinnering aan de VOC.
Voor een Nederlander van Molukse afkomst ligt het weer heel anders, erkent de hoogleraar. „Voor hem of haar zijn er historische redenen om emotioneel aan de VOC terug te denken.” Blussé wijst dan op het stelsel van dwangcultures, dat de VOC op de Molukken invoerde om het specerijenmonopolie in stand te houden.
Direct na de toespraak vult de Ridderzaal zich met oosterse muziek, vol met moderne elementen. Een Indonesisch snaarinstrument, een vernuftig instrument met gongs, een spinet, een viool en een fluit. Achter een zangeres en een mannenkoor flitsen videobeelden die een Aziatische sfeer op moeten roepen bij de luisteraars.
Tientallen jonge mensen in authentieke kleding dragen de voorwerpen die op tafels langs de wanden lagen uitgestald in een grote kring de Ridderzaal rond. Voor de koninklijke gasten laten ze alles nog eens extra goed zien. Koningin Beatrix buigt wat voorover om te kunnen zien wat er in de schaal zit waar een jongen mee langs komt lopen. Hij laat het haar zien op zijn hand: kruidnagels.
Kwik Kian Gie, minister van Economische Zaken in Indonesië, begrijpt dat de herdenking van het 400-jarig bestaan van de VOC vragen oproept. „Moet het feit dat de VOC 400 jaar geleden is opgericht herdacht worden of ook gevierd? En moet dit feit worden betreurd, verafschuwd of bejubeld?”
Kwik, die op persoonlijke titel spreekt vanwege de gevoeligheid van dit onderwerp in Indonesië, is hard in zijn oordeel. „De VOC vestigde in Indonesië een staatsvorm die misschien modern oogde, maar maatschappelijke participatie juist volstrekt uitsloot. De westerse staatsvorm manifesteerde zich in een uitzuigende poliep. Dat was geen toevalligheid, dat was opzet.”
Hij noemt ook de duurzame bijdrage van de VOC. „De VOC heeft, zij het uit eigen belang, uiteindelijk bijgedragen aan de vorming van een eenheidsstaat in de vrije en soevereine Republiek Indonesia.”
Hoewel Kwik op persoonlijke titel spreekt, heeft Megawati Soekarnoputri hem verzocht nadrukkelijk onder de aandacht te brengen „dat het Soekarno speet dat hij zijn leven lang niet in de gelegenheid was gesteld om Nederland te bezoeken, waarvan de geografie, de taal en zelfs de cultuur zo goed door hem was begrepen.”
Kwik geeft de aanwezigen zijn toekomstvisie mee. „Nederland als deel van het verenigde Europa en Indonesië als deel van de ASEAN (Association of South East Asian Nations) hebben samen de potentie en de mogelijkheden om synergie te scheppen tussen beide regio’s.” Het levert hem aan het einde een extra applaus op. „Er is behoefte aan toekomstgerichte mensen zoals u”, prijst voorzitter Hessing hem.
De groots opgezette viering in de Ridderzaal heeft één schaduwkant: van de artistieke aankleding is geen woord te verstaan. De historische schouwspelen, waarin allerlei facetten uit de VOC-tijd worden uitgebeeld, zoals het ondertekenen van het octrooi, gaan vrijwel geheel aan de luisteraars voorbij. En dat is jammer, want ook in die onderdelen zou volgens Hessing „ruime aandacht zijn voor de schaduwzijden van de VOC.”