De uitdagingen voor de kerk
De belangrijkste externe uitdagingen voor de kerk van de 21e eeuw als het gaat om de verkondiging van het Evangelie, zijn materialisme, religieus fundamentalisme, vervolging en onrecht, pluralisme en postmodernisme.
Dat is een van de uitkomsten van het ”Evangelizing Our World Inquiry”, een groots opgezet onderzoek onder leiding van dr. Luis Bush. Bush was onder andere internationaal directeur van de -inmiddels weer opgeheven- AD2000-beweging, die zich ten doel stelde in 2000 iedereen op deze wereld het Evangelie te hebben gebracht. Momenteel is hij ”international facilitator for Transform World: Indonesia 2005”.
Drijfveer achter het onderzoek, dat zich over drie jaar uitstrekte, was „de uitdaging van de niet-vervulde taak van evangelisatie”, zo valt te lezen in het boekje ”Insights from Global Inquiry”, dat de deelnemers van het wereldevangelisatiecongres in het Thaise Pattaya woensdag kregen uitgereikt. De studie bestond uit een kwantitatief en een kwalitatief deel en werd uitgevoerd onder 6970 (niet-rooms-katholieke) christelijke leiders in 117 steden en/of regio’s over de hele wereld. Ruim 90 procent van de ondervraagden was afkomstig uit Azië, Afrika en Latijns-Amerika. De meeste respondenten waren man; 16,6 procent vrouw. Ongeveer de helft was tussen de 36 en 50 jaar oud.
Materialisme, religieus fundamentalisme en vervolging en onrecht zijn in de ogen van veel respondenten de belangrijkste externe uitdagingen voor de kerk van de 21e eeuw. Christelijke leiders uit Afrika echter noemden de aids-problematiek de grootste uitdaging voor de kerken. Ook religieus fundamentalisme scoort bij hen hoog, evenals analfabetisme. In Latijns-Amerika worden ”onbereikte sociale groepen”, met name jongeren, als de belangrijkste externe uitdaging beschouwd, gevolgd door vervolging en onrecht. In Azië neemt religieus fundamentalisme de hoogste plaats in. „Hierbij dient opgemerkt te worden dat de meeste respondenten uit twee landen in Azië kwamen: India en Indonesië.” Ook vervolging en onrecht worden veel genoemd.
Het aantal Europeanen dat meedeed aan het onderzoek was relatief klein, „omdat we focusten op Afrika, Latijns-Amerika en Azië. Op basis van de antwoorden die we ontvingen, constateren we echter significante verschillen ten opzichte van de andere regio’s. In het ’christelijke’ Europa werd ”de relevantie van het christelijk geloof” het meest genoemd. Materialisme en postmodernisme scoren ook hoog, omdat de kerk onvoorbereid lijkt op wat nodig is in onze huidige wereld. Grote zorgen zijn er verder over de onbereikte sociale groepen, wat mogelijk ook komt omdat jongeren de kerk zo massaal de rug toekeren.”
Als belangrijkste ”interne obstakels voor effectief evangeliseren” noemden de ondervraagden -die ook hier konden kiezen uit vijftien voorgegeven antwoorden- gebrek aan visie, gebrek aan inspiratie en gezamenlijk gebed, en gebrek aan effectief leiderschap - leiderschap „dat Gods kinderen weet te inspireren een door God gegeven visie uit te dragen.” Ook gebrek aan geld wordt als een serieus obstakel gezien. Onder Europese kerkleiders scoorde de optie ”ongezonde kerken die niet in staat zijn zichzelf te reproduceren” hoog.
„Hoe denkt u dat God Zijn volk roept om de komende 25 jaar actief te zijn in wereldevangelisatie?” luidde een andere onderzoeksvraag. Als antwoorden werden vaak gegeven ”het communiceren van het Evangelie aan iedereen”, ”de Schriften en de boodschap van het Evangelie in elke taal toegankelijk maken, voor geletterden en ongeletterden, door middel van radio, tv, de Jezusfilm, bijbelvertaling en distributie en cd.”
Als „wachtwoord”, het „verenigd paradigma” voor de komende jaren kozen de respondenten uit een reeks van mogelijkheden de (Lausanne-)leuze: ”The Whole Church taking the Whole Gospel to the Whole World”.
„Laten we hopen dat de 31 issuegroups tijdens het Lausanne Forum zullen lijken op de leiders van Issaschar, en de tijden verstaan en weten wat de kerk moet doen”, besluit het boekje, geschreven door Viggo Sogaard. „We hebben zendingsleiders nodig die wereldwijde trends kunnen interpreteren, zodat we mensen die binnen vijf of tien jaar zullen worden uitgezonden kunnen trainen en stimuleren.”