Laat de school vind- en werkplaats voor jeugdhulp zijn
„Samenwerking met jeugdhulp, zoveel mogelijk in of dicht bij de school, is noodzakelijk. Daar knelt het nog te veel”, konden we onlangs lezen in het RD (25-6). Wij willen wat oplossingsrichtingen geven.
Willen we wachtlijsten bij jeugdhulp zoveel mogelijk voorkomen, dan is insteken op vroegsignalering en vroegpreventie van groot belang. Om kinderen met extra ondersteuningsbehoefte eerder te signaleren en te helpen, is nauwe samenwerking tussen onderwijs en jeugdhulp een voorwaarde. Te vaak zeggen scholen echter: „Wij geven onderwijs en zijn geen jeugdhulpinstantie.”
Een stabiele emotioneel-sociale ontwikkeling is basaal voor het verdere leven van kinderen. Hoeveel extra ondersteuning wordt er op basisscholen niet gegeven met onvoldoende resultaat, omdat er een ander, onderliggend probleem is? Dit is frustrerend voor het kind en teleurstellend voor iedereen die het kind ondersteunt. Als leerkrachten onderwijs willen blijven geven, is het juist van belang dat jeugdhulpverleners de mogelijkheid hebben om vroegtijdig onderliggende problematiek te behandelen. Het is dus nodig nauw samen te werken en goed af te stemmen met hulpverleners.
Het IJslandse preventiemodel, dat in zes Nederlandse gemeenten als proef wordt uitgevoerd, gaat uit van een ”community-based” aanpak. Deze brengt de randvoorwaarden in kaart die belangrijk zijn bij preventie. Succesfactoren van deze methode kunnen goed toegepast worden in het concept ”De jeugdhulp in school”. Door te kiezen voor een integrale benadering ontstaat er een effectieve aanpak. Daarbij is het ontschotten (van onderwijs en jeugdhulp) een belangrijke sleutel. Dat zorgt voor een vloeiende verbinding tussen onderwijs en jeugdhulp, thuis en op school, want leerkracht en ouders stemmen samen met de intern begeleider en jeugdhulpverlener vandaag af wat morgen de aanpak is.
Korte lijntjes
Bij het concept ”Jeugdhulp op de basisschool” werkt de jeugdhulpverlener, of hoe deze functionaris ook genoemd wordt, in de eerste plaats voor het kind en het bijbehorende gezin, om vroegsignalering en vroegpreventie te realiseren. Het is belangrijk dat een niet-stabiele ontwikkeling of een verminderd welbevinden bij het kind en het gezin vroegtijdig wordt opgemerkt en hersteld, om ergere zorgen te voorkomen. Vanuit deze doelstelling worden kortdurende trajecten aan het kind en/of het gezin aangeboden, waarbij zo mogelijk ook leerkrachten en andere professionals betrokken worden. Als het nodig is, worden kinderen en gezinnen direct doorverwezen naar een zorgaanbieder. De jeugdhulpverlener faciliteert ouders hierin en werkt nauw samen met het sociaal wijkteam en de huisartsen.
Diverse scholen zetten het concept ”De jeugdhulpverlener op de basisschool” met grote tevredenheid in. Omdat de jeugdhulpverlener aansluit bij het ondersteuningsteam van de school, zijn er korte lijntjes naar gezinnen en een goede overdracht van de hulp thuis en op school. Zo is ook een doorgaande lijn naar het voortgezet onderwijs te realiseren.
Identiteit
Belangrijk is dat scholen zelf aan gemeenten laten weten dat ze een nauwere samenwerking willen tussen onderwijs, jeugdhulp en de gemeente en dat ze daarbij willen inzetten op preventie. De inzet van een jeugdhulpverlener kan als mogelijke richting benoemd worden. Het heeft namelijk de voorkeur dat een jeugdhulpverlener uitgaat van dezelfde waarden en normen als de schoolachterban. Want een jeugdhulpverlener komt in gezinnen en moet het vertrouwen krijgen van ouders, wil hij of zij passende hulp kunnen verlenen. Door een goede aansluiting kan bovendien zorgmijding voorkomen worden.
In het rapport ”Steeds inclusiever” geeft de Onderwijsraad een perspectief op hoe het onderwijs op langere termijn inclusiever kan worden voor leerlingen en studenten met een beperking. De eerste aanbeveling is dat de school verantwoordelijk wordt voor lichte ondersteuning: „De raad stelt voor dat scholen de inspanningsplicht krijgen lichte pedagogisch-maatschappelijke, psychologische en medische ondersteuning en toerusting te bieden voor leerlingen die deze ‘zorg’ nodig hebben om onderwijs te kunnen volgen. Denk aan medicatie op school voor leerlingen met chronische ziekte, of een met een sociaal-maatschappelijk begeleider afgestemde pedagogische aanpak om te compenseren voor opvoedproblemen thuis.”
Ook het rapport ”Met andere ogen” van onder anderen wegbereider René Peeters breekt een lans voor het verbreden van het schoolteam. Zijn eerste advies is om te proberen tijdig in te schatten wat een kind nodig heeft en waar nodig laagdrempelige ondersteuning te bieden. Het is dan van belang dat de juiste expertise voorhanden is, dicht bij het kind. De leerkracht kan dit niet altijd alleen, het verbreden van teams met andere expertises is daarom zinvol. De samenstelling van de bredere teams zal overal anders zijn en moet daarom op kindniveau worden bepaald. Investeren in kwaliteit en expertise aan de voorkant leidt tot preventie in twee richtingen: meer lichte in plaats van zware jeugdhulp en versnelde opschaling bij ernstige problematiek.
Stress op school
Het Unicef-rapport ”Geluk onder Druk” meldt dat 25 procent van de Nederlandse jongeren van 10 tot 18 jaar de meeste stress ervaart door school. Zeker voor kinderen bij wie het allemaal niet vanzelf gaat, is het belangrijk om te kijken of het (overvolle) onderwijsprogramma met allerlei extra ondersteuning wel passend is. Soms is het juist passend dat een kind bepaalde dagdelen thuis of in de nabije omgeving bezig is. De leerresultaten kunnen dan (door een verbeterd welbevinden) een stijgende lijn laten zien!
A. G. J. van Berkum is manager Jeugd en gezin KOC Diensten, G. R. van Leeuwen is bestuurder SWV Berséba.