Iraakse Koerden keren massaal terug
De oude straten zijn er nog. Ook de twee gebouwen waarin het voormalige Iraakse leger een commandopost had gevestigd, staan nog overeind. Verder is er niets overgebleven van Redar, een dorp in Iraaks Koerdistan dat ooit 200 lemen huisjes telde.
De bulldozers van het Iraakse leger maakten Redar en duizenden andere Koerdische dorpen eind jaren ’80 met de grond gelijk. Saddam Hussein wilde zo het Koerdische verzet breken en het olierijke noorden van Irak arabiseren. Nu ontstaat er een nieuw dorp op de plaats waar eens Redar stond. Koerdische gezinnen bouwen er huizen, vaak zij aan zij met hun buren van zeventien jaar geleden.
De 58-jarige Ahmed Jerges Musa legt de laatste hand aan een huis van 14,6 miljoen Iraakse dinar (ongeveer 8200 euro) voor zijn gezin. „Dit is de gelukkigste tijd van mijn leven”, aldus Musa. „Ik heb een Koerdische regering die mij bestuurt. De Koerdische vlag hangt boven mijn woning. En ik heb de steun van de Britse en de Amerikaanse regering.”
De campagne voor herbevolking van het verwoeste Koerdistan begon het dit voorjaar. Er wordt nu gewerkt aan de wederopbouw van ruim honderd van de duizenden dorpen die destijds in Saddams Anfal-campagne zijn verwoest. Anfal was de codenaam voor de operatie, die honderdduizenden Koerden verdreef en duizenden anderen de dood in joeg. Exacte cijfers over de aantallen slachtoffers ontbreken. Alleen al bij de gasaanval op Halabja in maart 1988 vielen 4000 tot 7000 doden.
Het nieuwe Redar lijkt veel groter te worden dan het oude idyllische dorpje van waaruit op 25 juni 1987 alle 200 gezinnen vluchtten. Nu wordt er in Redar gebouwd voor zo’n 500 gezinnen. In het dorp op ongeveer 65 kilometer ten noorden van Kirkuk staan er al ongeveer 250 in de steigers, de meeste bestaande uit grijze bouwstenen van sintels en cement. Sommige, zoals die van Musa, hebben al een dak en zijn trots voorzien van een vlag.
De Koerdistaanse regionale regering biedt de nieuwkomers gratis grond, 1,46 miljoen dinar (820 euro) en 10 ton cement. De toestroom is zo gigantisch dat het gebied dat onder controle valt van de twee grootste Koerdische partijen groter lijkt te worden dan voorheen. Dat zou kunnen leiden tot demografische veranderingen in de multi-etnische lappendeken rond Kirkuk.
Voor januari staan in Irak algemene verkiezingen gepland. Hoe meer Koerden voor die tijd naar Koerdistan zijn teruggekeerd, des te meer stemmen zullen de Koerdische partijen bij de verkiezingen behalen en des te meer invloed zullen zij na de verkiezingen kunnen claimen.
Kirkuk zelf is een goed voorbeeld. De stad van 750.000 inwoners heeft zeker 70.000 migranten te verwerken gekregen, die in vluchtelingenkampen zijn ondergebracht.
Ten oosten van Kirkuk ligt het Koerdische Qara Anjir, dat in januari nog een ruïne langs de autoweg was. Nu is het een bloeiende gemeenschap met vele rijen betonnen huizen, ieder met een watertank op het dak. Restaurantjes serveren er broodjes met gegrild lamsvlees aan passerende automobilisten.
In Kirkuk en Khanaqin, een Koerdische stad bij de grens met Iran, zijn terugkerende Koerden in conflict gekomen met de Arabische kolonisten die zich daar de afgelopen drie decennia hadden gevestigd. Ongeveer 50.000 Arabieren zijn in zuidelijke richting gevlucht. In de lege, verwoeste dorpen zoals Redar wordt de nieuwkomers echter geen strobreed in de weg gelegd.
Hoewel de wederopbouw grootschalig en efficiënt ter hand wordt genomen, zal het oude landbouwgebied met zijn dorpjes, boomgaarden, vijgen- en olijfbomen aan de voet van de bergen ten noorden van Kirkuk zijn vroegere charme en sfeer nooit meer terugkrijgen. Daarvoor is er eenvoudig te veel verwoest. De wederopbouw betreft voorlopig nog geen 10 procent van de dorpen die er vroeger lagen.
Voor Ali Musa Ahmad, die in 1987 wegvluchtte uit het dorp Ismael Bagi, maakt dit echter allemaal weinig uit. Zijn ouders stierven in ballingschap. Hij zal niet hetzelfde lot ondergaan. „Ik wil hier begraven worden”, zegt hij. „Dit is mijn land.”