Jom Kippoer: vertrouwen op genade, niet op de kip
Foto’s vorige week in deze krant toonden de Joodse rituelen voorafgaand aan Jom Kippoer. Het gevaar dreigt dat er een onjuist beeld van het Jodendom ontstaat, schrijft ds. N. van der Want. Een aanvulling.
Donderdag stonden op pagina 2 van deze krant drie foto’s die gemaakt waren in de orthodoxe wijk Mea Shearim in Jeruzalem. De foto’s lieten zien hoe ter gelegenheid van Jom Kippoer (Grote Verzoendag), dat zaterdag werd gevierd, men het Kaparot-ritueel uitvoerde. Daarbij wordt tijdens het uitspreken van een gebed boven iemands hoofd een levende kip bewogen. Het bijschrift vermeldt onder andere: „Volgens orthodoxe Joden worden zo de zonden van het afgelopen jaar op het dier overgebracht.” Uiteraard kan in een bijschrift niet alles worden gezegd, maar het idee kan ontstaan dat dit alles is wat er met Jom Kippoer gebeurt, en dat de Jood gelooft dat de kip daadwerkelijk de zonden kan wegnemen. Daarom vraagt dit enige aanvulling.
Verzoening
Jom Kippoer is voor de Jood de heiligste dag van het jaar. Men noemt deze dag ook wel Jom-ha-Kippoeriem (dag der verzoeningen). Op deze dag, zo geloven de Joden, beslist God over het levenslot van de mens in het komende jaar. Op Jom Kippoer zoekt men verzoening over zijn bedreven zonden van het afgelopen jaar. Op deze dag wordt er door de Joden 25 uur lang niets gegeten en gedronken. Zij brengen bijna alle tijd door in de synagoge met bidden en boetedoening. Ook het openbare leven ligt totaal plat: er rijdt geen openbaar vervoer, het vliegveld is gesloten en zelfs de radio en de televisie zijn uit de lucht.
De instelling tot de viering van Jom Kippoer lezen we in Leviticus 16. Een van de voorschriften was dat de hogepriester zijn handen moest leggen op een levende bok, en „daarop al de ongerechtigheden der kinderen Israëls en al hun overtredingen naar al hun zonden, belijden; en hij zal die op het hoofd des boks leggen en zal hem door de hand eens mans die voorhanden is, naar de woestijn uitlaten” (Lev. 16:21). Sinds Israël geen tempel en dienstdoende priesters meer heeft, kan Jom Kippoer niet meer gevierd worden zoals het in Leviticus 16 beschreven is. In plaats dat men de zonden ritueel overdraagt op een bok, is het nu het gebruik om op de dag vóór Jom Kippoer een levende kip driemaal boven iemands hoofd te zwaaien onder het opzeggen van speciale gebeden. Dit gebruik heet kappôreth (kapara), dat verzoening, zoenoffer betekent. Die kip heet kapôreth of kapores. Net zomin als toen een bok de zonden kon wegnemen, kan nu een kip de zonden verzoenen. In beide gevallen wordt dit alleen typologisch, in overdrachtelijke zin gedaan. In de vele gebeden die op Jom Kippoer gebeden worden, vinden we nergens ook maar enige zinspeling dat men daadwerkelijk gelooft dat de offers van dieren de zonden kunnen wegnemen.
Genade
Zeker, er zijn veel Joden die geloven dat het Kaparot-ritueel hun zonden verzoent. Maar zijn er ook niet veel christenen die menen dat door het brengen van de offers van goede werken, bidden en dergelijke hun zonden vergeven zullen worden?
De ware vrome Jood gelooft dat God aan hem die zijn zonden belijdt en laat de zonden vergeeft, maar alleen vanwege Zijn genade. De gedachte moet worden rechtgezet dat het Jodendom het begrip genade niet kent; dat is onjuist. De Joodse theoloog Pinchas Lapide schrijft: „Voor alle meesters in de Talmoed was het vanzelfsprekend, dat het heil of het aandeel van de komende wereld, zoals het in het Hebreeuws gezegd wordt, enkel en alleen door Gods genadige liefde te bereiken is.”
Trouwens, het Hebreeuwse woord voor genade, chèsèd, dat ook liefde, trouw betekent, is een van de belangrijkste en rijkste woorden in het Jodendom. De rabbijnse traditie zegt dat alle dingen zijn geschapen door Gods chèsèd: de wereld, de hemelen, de troon van God. Hij is volgens de rabbijnen de personificatie van liefde.
Het is veelzeggend dat op de Grote Verzoendag in de synagoge onder andere het boek Jona wordt gelezen. Daarin zijn bekering en genade de centrale thema’s. Het goddeloze Ninevé wordt door God gespaard omdat Hij een „genadig en barmhartig God is, lankmoedig en groot van goedertierenheid, en berouw hebbende over het kwaad” (Jona 4:2). Zo zal God de zondaar genadig zijn die zichzelf schuldig kent.
Talliet
Tijdens de dienst in de synagoge op Jom Kippoer hullen alle mannelijke aanwezigen zich in hun talliet (gebedskleed), waaronder men geheel schuilgaat. De talliet is een symbool van de trouw en rechtvaardigheid van God, waarmee God de mens omhult die bij Hem schuilt. Zo drukt men daarmee uit dat men geheel omgeven wordt door de genadige tegenwoordigheid van God. Zoals David zegt: „Hoe dierbaar is Uw goedertierenheid; o God! Dies de mensenkinderen onder de schaduw Uwer vleugelen toevlucht nemen” (Ps. 36:8).
„Na afloop van Grote Verzoendag mag ieder die in tesjoeva (bekering) zijn toevlucht bij God gezocht heeft, geloven verder te mogen leven door Gods genade, Op Joods Nieuwjaar ligt de nadruk op God als Koning, die als strikt rechtvaardig Rechter van het heelal de mens oordeelt. Grote Verzoendag besluit met de nadruk op God als een barmhartig Vader, die vergeving schenkt aan wie zich in tesjoeva tot Hem heeft gekeerd. Na afloop van het laatste gebed op Grote Verzoendag, neïla, barst in de synagoge de vreugde los. Oriëntaalse Joden dansen in de synagoge en op straat omdat ze vast vertrouwen dat God hen genadig is”, schrijft dr. G. H. Cohen Stuart in ”Joodse feesten en vasten”.
Nee, op Jom Kippoer is het niet de kip waarop de Jood vertrouwt, maar de grond van zijn vertrouwen is alleen Gods genade. Zoals Israël op die dag onder andere bidt: „Spaar ons op grond van de belofte van hulp en barmhartigheid, begenadig ons, ontferm U over ons en help ons, want op U zijn onze ogen gericht omdat U een genadige en barmhartige God en Koning bent.”
Gebed
Indrukwekkend klinkt een ander gebed voor Jom Kippoer, dat ook christenen met instemming kunnen meebidden (in de vertaling van R. J. Spitz):
Uw wegen God: genade en groot geduld
Reinen van Handen, beladen met schuld
Ons áller Vader Gij - en dit Uw lof;
Dat Gij Uw Aanschijn niet voor wie U zoekt verhult.
Hier staan wij, arm en leeg, in vrezen,
In huiv’rend hopen op Uw goedheid hooggeprezen;
Slechts als een gunst ontschuldig ons, niet als een recht -
wijl geven glorie is van Uw onpeilbaar Wezen.
Als ’t afgevallen blad, door herfstwind voortgejaagd,
IJlen wij naar het eind, door luttel vreugd vertraagt.
Gij weet ons maaksel: broos en zwak en laf,
Hoe vaak besluit tot goed, eer ’t rijp is, al vervaagt.
Wis onze zonden uit en scheld ons falen kwijt,
Hoor in ontferming macht’loos, gestameld pleit:
Wij hebben niets dan U, geen hulp van mens of troost,
Wij hebben niets dan U, Heere der lankmoedigheid.
Heerlijke dag
Laat het ons dagelijks gebed zijn dat Israël mag zien dat God het gebed dat gebeden wordt door een zondaar om genade, alleen zal voorhoren omwille van de ware Hogepriester, Jezus Christus, Die op de vervulling van Jom Kippoer in de meerdere en volmaaktere tabernakel, die niet met handen gemaakt is, is ingegaan. En: „Noch door het bloed der bokken en kalveren, maar door Zijn eigen bloed, eenmaal ingegaan is in het Heiligdom, een eeuwige verlossing teweeggebracht hebbende” (Hebr. 9:11, 12). Wat een heerlijke dag zal het zijn voor de kerk als ook Israël zijn Hogepriester zal kennen. Die dag zál spoedig komen!
De auteur is predikant van de Plantagekerk te Schiedam.