Mariniers onderbemand tijdens fataal schietincident
Marinier Eric O. heeft maandag op de eerste dag van zijn proces gezegd niet schuldig te zijn aan overtreding van de geweldsinstructies voor Nederlandse militairen in Irak. Ook houdt hij vol dat niet zeker is dat een Irakees vorig jaar op 27 december door een kogel uit zijn geweer om het leven is gekomen.
Het Openbaar Ministerie (OM) heeft de 43–jarige sergeant–majoor O. aangeklaagd, omdat hij in strijd met de instructies een waarschuwingsschot in de grond, schuin voor een groep Irakezen heeft afgevuurd. Volgens het OM was er geen aanleiding om te schieten. De groep Iraakse plunderaars vormde volgens justitie geen directe bedreiging voor de Nederlandse mariniers, die moesten voorkomen dat een container met stalen kasten zou worden geplunderd.
Eric O. meent nog steeds dat hij geen andere keuze had. Hij zei dat zijn twee waarschuwingsschoten „weloverwogen en beredeneerd" waren. „Ik heb naar eer en geweten gehandeld en zou het een volgende keer precies weer zo doen."
Voor O. was 27 december 2003 in allerlei opzichten een slechte dag. De zogeheten Quick Reaction Force waarvan hij ’s ochtends de taken overnam, had de munitie niet goed neergezet en twee van de vier Patria–wielvoertuigen waren kapot. Toen hij met zijn groep van vijftien militairen werd opgeroepen om plundering van de container te voorkomen, weigerde de Iraakse politie te helpen. O. werd daarvan „pisnijdig en over de zeik". „Wat een vieze, vuile, smerige klootzakken zijn het. Het is hun land en als puntje bij paaltje komt, doen ze geen moer", verklaarde O. kort na het incident tegen de marechaussee. Maandag nam hij daar geen woord van terug.
Ook de Amerikaanse militairen die in de buurt waren, waren weinig behulpzaam en „trokken hun eigen plan". Voor de ervaren marinier O. kwam daar nog eens bij dat hij op pad was met een te kleine groep militairen, van wie de meesten „onervaren jonkies" waren, die de situatie onderschatten. Een marinier liet tijdens de dreigende plundering zelfs even zijn automatisch geweer onbeheerd achter.
Toen O. met zijn mensen bij de gekantelde container aankwam, zette hij zijn mensen neer. Maar al snel dreigde een „levensbedreigende situatie" toen een groep Irakezen zich opdringerig opstelde, volgens O. op 75 meter van de Nederlanders. Een eerdere patrouille mariniers had al in totaal ongeveer vijftien waarschuwingsschoten in de lucht gelost. O. zag de Irakezen verder opdringen en vreesde dat ze de Nederlanders zouden overrompelen. Hij zag dat Irakezen zich bukten en iets opraapten. Of ze echt stenen in de hand hadden, kon hij niet zien, maar hij vermoedde dat wel.
Op dat moment loste O. een waarschuwingschot in de lucht, maar dat had geen enkel effect. Daarom loste hij, twee tot vier seconden later, een tweede waarsschuwingsschot in de grond, links voor de groep Irakezen. O. zag geen zand opspatten. Wel viel er iemand in de groep neer. Even later bleek deze man te bloeden in zijn bovenbeen, in de borst en kwamen er bellen bloed uit zijn mond. Zijn Irakese vrienden hielden Nederlandse verplegers op een afstand. De gewonde Irakees werd in een pick–up gelegd en afgevoerd. Volgens O. is niet zeker dat de Irakees die later die dag in een ziekenhuis in As Samawah overleed, de Irakees is die gewond was neergevallen. Ook is het volgens O. niet bewezen dat zijn kogel de Irakees heeft verwond.
Collega–mariniers bevestigden maandag dat de Nederlandse eenheid eigenlijk met „te weinig handjes" was om de situatie goed meester te zijn. De situatie werd door O. en door andere mariniers die maandag kwamen getuigen omschreven als zeer chaotisch. Dat kwam deels doordat er door de gekantelde container een grote file ontstond op de weg tussen As Samawah en Al Khidr. Ook een passerend Amerikaans konvooi met ’prefab–huisjes’ verernstigde de situatie omdat die nog meer potentiële Irakese plunderaars aantrok.
O. werd maandag tijdens de zitting enkele keren emotioneel, toen hij uitlegde dat hij als ervaren militair de verantwoordelijkheid had voor de onervaren jonkies in zijn QRF. Hij verweet het OM en anderen dat het „makkelijk praten is vanachter een kaal buro". Justitie legde O. voor dat hij „heel veel over de dreiging zelf invulde", terwijl andere Nederlandse militairen de situatie niet als dreigend omschreven. Amerikaanse militairen stonden zelfs rustig een shaggie te draaien.
Op de publieke tribune was veel steun voor O., nu en dan luidruchtig, van oud–militairen en collega’s van de sergeant–majoor. Vragen van de president van de rechtbank en van de officier van justitie werden met verontwaardigd gegnuif begroet.
O.’s advocaat G. Knoops kwam tijdens de zitting maandag op de proppen met een verklaring van de Britse divisiecommandant. Het Nederlands bataljon viel onder commando van deze generaal–majoor Lamb. Volgens deze Brit waren de plunderingssituaties „levensbedreigend". O. was op de hoogte van deze inschatting en had zodoende een „kennisvoorsprong" op zijn onervaren ondergeschikten.
O. ontkende dat hij zijn collega–militairen bij terugkomst op de basis Camp Smitty had opgedragen wat ze tegen de marechaussee zouden moeten zeggen over het incident. De ’debriefing’ was bedoeld „om indianenverhalen te voorkomen". Door de chaotische situatie rond het incident hadden behalve O. maar een paar militairen alles precies meegemaakt.
Ook nu raakte de sergeant–majoor emotioneel toen hij de „suggestie van het Openbaar Ministerie dat wij afspraken hadden gemaakt" van de hand wees. De collega’s hadden volgens O. „het recht om te horen wat er gebeurd was". Maar iedereen moest later alleen verklaren over wat hij zelf had gezien, gehoord en geroken, verklaarde O.
Het proces loopt op maandag al flink uit. Naar verwachting gaan de rechters tot ongeveer 22.00 uur door.