Binnenland

’Opsporingsmethode in tweede Dover–zaak achtergehouden’

Het Openbaar Ministerie (OM) heeft in de zogenoemde tweede Dover–zaak informatie over uitgevoerde observaties achtergehouden. Ook blijkt uit een geheim Rijksrecherche–onderzoek naar het landelijk rechercheteam (LRT), dat er in de opsporing naar zware criminaliteit niet altijd is gewerkt volgens de daarvoor geldende Wet Bijzondere Opsporingsbevoegdheden (BOB).

ANP
27 September 2004 14:31Gewijzigd op 14 November 2020 01:41

Dit schrijft een anonieme bron aan twee advocaten die verdachten in de tweede Dover–zaak bijstaan. De twee raadslieden, I. Weski en G. van der Hardt Aberson, hebben inmiddels ontdekt dat het genoemde rapport van de Rijksrecherche daadwerkelijk bestaat. Maandag is er bij het hof een zitting voor het hoger beroep in deze Dover–zaak. De advocaten zullen daar het OM en het hof om opheldering vragen.

Na de zogenoemde IRT–affaire in de jaren negentig zou het achterhouden van opsporingshandelingen een doodszonde van het OM zijn. Toen deze affaire ontsproot, bleek dat justitie zich bediende van verboden opsporingsmethoden. Er kwam een speciale parlementaire enquête–commissie onder leiding van het toenmalig en inmiddels overleden Tweede Kamerlid Maarten van Traa. Zijn commissie bracht de misstanden in opsporingsland in kaart en adviseerde hoe dit in de toekomst voorkomen moest worden.

Uiteindelijk werd de Wet BOB ingevoerd. Daarin is onder meer geregeld dat voor de inzet van zware opsporingsmiddelen schriftelijk toestemming moet worden gevraagd. Ook moeten rechters de gebruikte methoden van politie en justitie achteraf tijdens een proces kunnen controleren en beoordelen.

Het OM ontkent in alle toonaarden dat het gebruik heeft gemaakt van ongeoorloofde opsporingsmethoden in de zaak tegen verdachten van grootschalige smokkel van Chinezen. In het onderzoek is steeds volledige openheid van zaken gegeven en de manieren waarop het onderzoek is gedaan, zijn getoetst, stelde de aanklager maandag.

De rechtbank in Rotterdam veroordeelde de hoofdverdachte in de tweede Dover–zaak J.C., alias Sister P., tot drie jaar cel. Zij heeft volgens deze rechtbank aan het hoofd gestaan van een gewelddadige criminele organisatie, die zich schuldig maakte aan omvangrijke mensensmokkel vanuit China, via Europa naar Groot–Brittannië. De bende van Sister P. was volgens het OM onder meer betrokken bij een mensensmokkeltransport, waarbij in juni 2000 in het Britse Dover 58 gestikte Chinezen in een laadcontainer van een vrachtauto werden gevonden.

De rechtbank achtte die beschuldiging voor C. niet bewezen, maar wel voor een andere medeverdachte. Hij zou ook een leidinggevende rol in de organisatie van C. hebben gehad en kreeg de hoogste celstraf, namelijk zes jaar.

De anonieme bron die vermoedelijk een goed zicht heeft gehad op het onderzoek naar de tweede Dover–zaak en het Rijksrecherche–onderzoek naar het LRT, schrijft in de brief aan Weski en Van der Hardt Aberson dat „er dingen gebeuren die het daglicht niet meer kunnen verdragen". „Wat u niet weet maar wat u wel zou moeten weten, is dat er door het speciale observatieteam van het landelijke recherche team in uw zaak actief is gewerkt."

Volgens de briefschrijver is daarbij gebruik gemaakt van speciale technische hulpmiddelen. „Om de zaak goed af te schermen zijn de gepleegde observaties nooit meer in het dossier terug te vinden. De bijdrage van het LRT is ook nergens meer terug te vinden."

De anonieme bron meldt dat de commissaris die voor de niet gemelde observaties in de tweede Doverzaak verantwoordelijk is, ook „de centrale functionaris" was in de zaak die aanleiding gaf voor het door hem genoemde Rijksrecherche–onderzoek. Dit rapport zal volgens de briefschrijver nooit worden overlegd, „omdat dan boven water komt hoe er de afgelopen jaren na Van Traa daadwerkelijk is gewerkt."

Weski en Van der Hardt Aberson verzochten het gerechtshof maandag om te onderzoeken of de observaties inderdaad hebben plaatsgevonden. Ze wilden daarvoor onder meer de betrokken politiecommissaris ondervragen. Het gerechtshof wees deze verzoeken van de advocaten af. Het gaat om een anonieme brief en er zijn onvoldoende aanwijzingen dat aannemelijk is wat de briefschrijver beweert, oordeelde het hof net als het OM.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer