Zaak tegen marinier Eric O. beladen
De marinier Eric O. schoot vorig jaar een Irakees dood. Maandagmorgen begon bij de rechtbank in Arnhem het proces tegen de 43-jarige militair. Grote vraag is of hij zich aan de geweldsinstructie hield.
Op zaterdag 27 december 2003 viel op een doorgaande weg in de Iraakse provincie al-Muthanna een container met stalen kasten voor het Amerikaanse leger van een vrachtwagen. Een groep van 75 Irakezen probeerde de container te plunderen.
Nederlandse militairen riepen de hulp in van een snellereactiemacht, de Quick Reaction Force onder leiding van de 43-jarige sergeant-majoor Eric O. Toen de situatie volgens hem uit de hand liep, loste O. met zijn Diemaco-geweer twee waarschuwingsschoten. Eenmaal in de lucht, andermaal in de grond. Bij het laatste schot ketste de kogel af en raakte een van de plunderaars. Die overleed later in het ziekenhuis. Binnen 24 uur werd het lichaam van de Irakees begraven.
Het openbaar ministerie verdenkt O. van het doodschieten van de Iraakse plunderaar. De verdachte wordt verweten dat hij „door het lossen van een schot in de richting van een groep Irakezen de dienstvoorschriften heeft overtreden zoals die gelden voor de Nederlandse militairen in Irak.” Volgens het OM is daardoor „iemand gedood en is er levensgevaar voor mensen te duchten geweest.”
Het zwaarste onderdeel uit het voorgenomen besluit om O. te vervolgen, te weten moord of doodslag, is komen te vervallen.
Volgens het OM zeggen collega’s van de marinier dat er geen reden was om te schieten. Op handelen in strijd met de geweldsinstructie -die officieel geheim is- staat een gevangenisstraf van maximaal vijf jaar. O. staat terecht voor de militaire kamer van de rechtbank in Arnhem. Dat betekent dat een van de drie rechters een officier van de krijgsmacht is.
Vrijwel direct na de aanhouding van O. reageerden vakbonden en politici kritisch. De rechter-commissaris liet O. op 6 januari vrij. Twee dagen later zei de militair in De Telegraaf „naar eer en geweten” te hebben gehandeld.
Deze zomer kwam openbaar dat O. als lid van de Bijzondere Bijstands Eenheid (BBE) van het Korps Mariniers in het verleden betrokken is geweest bij staatsgeheime operaties. De marinier zou in de visie van de marechaussee „laagdrempelig” zijn geweest bij de inzet van geweld. Schietgraag, met andere woorden.
Het proces is beladen, ook politiek gezien. In het geval van vrijspraak lijkt de positie van de hoogste baas van het OM, procureur-generaal J. de Wijkerslooth, door diens voorbarige conclusies onhoudbaar. Volgens De Wijkerslooth had O. geen enkel schot mogen lossen omdat dit in strijd zou zijn met de geweldsinstructies. Ook de verantwoordelijke minister Donner van Justitie heeft dan heel wat uit te leggen.
Mocht O. veroordeeld worden, dan komt een andere topambtenaar onder vuur. Vice-admiraal Ruurt Klaver, de bevelhebber der zeestrijdkrachten, staat achter zijn marinier. In Alle Hens, het officiële maandblad van de Koninklijke Marine, ging hij tot twee keer toe in op de situatie. In het nummer van september zegt hij: „Ik blijf erbij dat ik er het volste vertrouwen in heb dat de majoor juist gehandeld heeft.” Het is hoogst ongebruikelijk dat een topmilitair commentaar geeft op een zaak die nog onder de rechter is.
Ook staatssecretaris Van der Knaap van Defensie uitte kritische woorden richting het OM. Bij de terugkeer van de mariniers uit Irak in maart van dit jaar sprak hij op hun thuisbasis in Doorn over „de spreekwoordelijke stuurlui” aan wal. „Opvallend is dat velen die zich in de discussie mengden nog nooit hadden gehoord van een geweldsinstructie, laat staan dat ze wisten wat daar in staat.”
Voor het proces in Arnhem zijn drie dagen uitgetrokken. Eric O. wordt bijgestaan door mr. G. J. Knoops. Hij is bekend als advocaat in geruchtmakende zaken. Zo wist hij na een uitputtende herziening de twee van Putten vrij te pleiten van de moord op een stewardess.
Knoops kent de militaire wereld: hij is reserveofficier bij het Korps Mariniers. Bij de wisseling van het commando van het korps zat hij begin deze maand in Rotterdam als eregast op de tribune. Ook is Knoops betrokken bij het schrijven van geweldsinstructies voor internationale troepen. Dat is precies de kwestie waar het in de zaak O. om draait.
De verdachte marinier ontving voor zijn inzet in Zuid-Irak de Herinneringsmedaille Vredesoperaties. Zijn toenmalig commandant, luitenant-kolonel Oppelaar, prees O. als „voorbeeldig beroepsmilitair” en „uitmuntend vakman.” Mocht O. door de militaire kamer van de Arnhemse rechtbank worden veroordeeld, dan moet hij de medaille weer inleveren.