Echt zingen
Psalm 137:3-4
Als zij, die ons aldaar gevangen hielden, de woorden eens lieds van ons begeerden, en zij, die ons overhoop geworpen hadden, vreugd, zeggende: Zingt ons een van de liederen Sions; wij zeiden: Hoe zouden wij een lied des Heeren zingen in een vreemd land?
In welk land kan dit lied van Sion waarlijk, bevindelijk en oprecht worden gezongen? We moeten verstaan dat dit lied alleen gezongen kan worden in het land van verlossing, zoals blijkt uit deze tekst. Want het is niet in de eerste plaats het land dat hen verhindert om dit lied te zingen. Voornamelijk misten zij Gods kracht die hen in elke plaats zou kunnen bijstaan. Daarom was dit land voor het volk blijkbaar een vreemde plaats om dit lied te zingen. Israël kon –toen ze uit Egypte trok– de woestijn niet voor een vreemd land houden. Daarom kon men dit lied daar wel zingen.
Het was net zo’n vreemd land als Babel. Zien wij echter op de ondervinding van Gods liefde en gunst, dan was het land van BabeI meer een land van vreemdelingschap dan de woestijn. In de woestijn waren ze verlost van hun vijanden maar in Babel stonden de vijanden tussen hen en hun vrijheid. Ze kunnen dus alleen zeggen dat ze dit lied gedurende hun gevangenschap niet konden zingen. Ze klaagden over de verwoesting van Sion, omdat dat de stad van hun bescherming was. De verwoesting daarvan had hen gemaakt tot erfgenamen van een vreemd land, zodat het lied van Sion hen vreemd geworden was. Dit lied kon dus niet gezongen worden buiten Sion.
Thomas Watson, predikant te Londen (”Uitleg van Psalm 137:3-6”, 1661)