Orbán: ngo’s moeten openheid geven over buitenlandse geldstromen
Niet-gouvernementele organisaties (ngo’s) die in Hongarije actief zijn moeten alsnog openheid geven over donaties vanuit het buitenland, zei de Hongaarse premier Viktor Orbán vrijdag. Het Europees Hof van Justitie oordeelde donderdag dat de strenge regels die Hongarije oplegt aan door het buitenland gesteunde maatschappelijke organisaties (ngo’s), in strijd zijn met het Europees recht en de grondrechten.
De wetgeving waar het Europees Hof een streep door zette, was onderdeel van een maatregelenpakket van de Orbán-regering om wat de premier als buitenlandse invloed ziet, buiten de deur te houden. De oorsprong van die maatregelen is een conflict tussen Orbán en de in Hongarije geboren miljardair en investeerder George Soros.
Orbán verwijt door Soros gefinancierde ngo’s ervan dat zij zich bemoeien met de binnenlandse politiek. Soros ontkent dat en zegt dat Orbán de waarheid verdraait en liegt. Volgens Soros probeert Orbán een zondebok van buiten te creëren om de aandacht van binnenlandse problemen af te leiden.
Orbán reageerde vrijdag voor het eerst op het oordeel van het Europees Hof. De premier zei dat Hongarije het gerechtelijk oordeel zal respecteren maar dat wetten over transparantie van toepassing zullen blijven. „Alle Hongaren zullen weten van elke forint die vanuit het buitenland hierheen wordt gestuurd voor politieke doelen”, zei Orbán op de staatsradio.
De zeer rechts-conservatieve Orbán weet de uitspraak van het Europees Hof aan „liberaal imperialisme” in West-Europa, dat zijn manier van denken over familie en migratie wil opdringen aan landen „die daar anders over denken”.
Soros, een geboren Hongaar van Joodse komaf, heeft een groot deel van zijn fortuin uitgegeven aan het financieren van instellingen die de democratie en de vrijemarkteconomie proberen te bevorderen in het voormalig Oostblok. In 2017 voerde de Hongaarse regering een anti-migrantencampagne met posters met daarop de beeltenis van een lachende Soros met de tekst „Laat Soros niet de laatste lach hebben”. Joodse organisaties in Hongarije vroegen de regering met de campagne te stoppen. De regering ontkende dat de campagne antisemitisch was.