Leeuw en Lam
Openbaring 5:6a
Ds. A. van Ek, Spijkenisse
„En ik zag, en ziet, in het midden van den troon, en van de vier dieren, en in het midden van de ouderlingen, een Lam, staande als geslacht.”
Openbaring 5:6a
De kerk heeft een rijke boodschap. Luister maar naar die ene ouderling, vertegenwoordiger van de kerk in de hemel. Hij wijst de huilende Johannes daarop. Als u zich ook huilend afvraagt of Gods heilsplan wel uitgevoerd wordt, dan moet u maar kijken naar waar Johannes ook naar moet leren kijken. Want hij heeft veel te zien rondom de troon. Dat is intrigerend, maar niet troostend. Het komt erop aan dat we op Hém leren zien, daar in het midden van de troon. Daar staat het Lam. Johannes de Doper had de discipel Johannes ooit op het Lam gewezen. Maar de ouderling in de hemel moet dat nu weer doen. Daar komen we niet bovenuit in ons leven.
Allereerst zien we dat het Lam de bevoegdheid heeft om de boekrol te openen. Anders gezegd: om het heilshandelen van God uit te gaan voeren. Hoe kan God in deze wereld zo regeren dat het naar een nieuwe hemel en een nieuwe aarde toe zal gaan? Hoe kan Hij mensen tot Zich trekken om die nieuwe aarde te bevolken? Hoe kan Hij zo regeren dat het een schare wordt die niemand tellen kan? Nergens in de hemel, op of onder de aarde wordt er iemand gevonden die het heilshandelen van God de eeuwen door tot uitvoer kan brengen. Niemand van ons heeft dat heilshandelen verdiend. Maar wat is het in die hopeloosheid een rijke boodschap als er op de bevoegdheid van de Heere Jezus wordt gewezen. Het oordeel is aan Hem voltrokken. En dat zal vrucht opleveren. Jesaja zegt: „Als Zijn ziel Zich tot een schuldoffer gesteld zal hebben, zal Hij nageslacht zien.”
Ten tweede zien we dat het Lam ook de macht heeft om het genadevolle werk van God in de geschiedenis van de wereld uit te rollen. Hij Die daar staat in de gedaante van een geslacht Lam, is juist Degene Die in het vorige vers door de ouderling de Leeuw uit de stam van Juda is genoemd. Zie de Leeuw, en als we dan met Johannes meekijken naar Hem zien we een geslacht Lam.
De Heere Jezus is de Leeuw gebleken toen Hij op Golgotha geslacht werd. Hij is daar en toen de Leeuw gebleken toen Hij uitriep dat het volbracht was. De macht die Hij bezat om voor de zondeschuld te betalen, zet Hij nu in vanaf de troon. Jesaja zegt hiervan: „Het welbehagen van de Heere zal door Zijn hand voorspoedig zijn.” Hij regeert nog steeds als Leeuw, maar wel op de wijze van een geslacht Lam. Diezelfde spanning tussen Lam en Leeuw zit ook nu in de Godsregering.
Hem gelijkvormig gemaakt, kan het lijken of we geslacht worden, het ons bij de handen afbreekt en God ver weg is. Maar Hij zal als Leeuw dat kwade ten goede keren. Met het oog op Christus zeggen we niet meer van de Godsregering: „maar ’t was een stuk, dat in mijn oog, mij moeilijk viel en veel te hoog.”
Hij Die nu te midden van de troon te vinden is, werd ooit gevonden te midden van misdadigers. Op grond daarvan, en zo alleen, kan het heilsplan van God worden uitgevoerd. De ouderling wijst op de Heere Jezus als de Koning van de kerk. En zo is onze Koning door God Zelf gegeven.