Blik op het Midden-Oosten: Minstens zes crises maken Libanon tot een explosieve mix
Veel mensen in Libanon zien op dit moment hun geld verdampen. En zoals altijd is armoede de beste brandstof waarop revoluties draaien. Het land van de ceder houdt dan ook zijn adem in.
Het was altijd vaste prik als ik in Libanon kwam: m’n Amerikaanse dollar was er 1500 Libanese lira waard. Het was een waarheid waar bijna dertig jaar niet aan was gemorreld. Tot nu. De beroerde Libanese economie, en beroerd mismanagement van de regering, hebben een kettingreactie van inflatie op gang gebracht.
Diezelfde dollar kost me nu 6000 lira en soms zelfs 7000. Ofwel: het geld is in een paar dagen tijd drie tot vier keer minder waard geworden. Als gevolg daarvan neemt de armoede enorm toe, en de kloof tussen de superrijken en de rest van het land is nog breder geworden.
Het is dus volledig te begrijpen dat in Libanon nu massaal naar hét wapen van de armen wordt gegrepen: demonstraties en protesten. Afgelopen najaar waren er al aanhoudende betogingen in het land, maar die leken door de corona-epidemie te worden gesmoord. Léken, want veel Libanezen ervaren de situatie nu als nog onleefbaarder dan toen.
Dat komt overigens niet alleen door de inflatiecrisis. Er is ook nog de vluchtelingencrisis: met een miljoen Syriërs op vier miljoen inwoners heeft Libanon de meeste vluchtelingen ter wereld. Er is de vuilniscrisis: door mismanagement verdrinkt Libanon al jaren bijna in zijn eigen vuil. Er is de corruptiecrisis: er zijn maar weinig landen ter wereld waar machtsmisbruik ten gunste van geldelijk gewin vaker voorkomt. Er is de werkloosheidscrisis: zo’n 35 procent zit zonder baan. En natuurlijk is er de coronacrisis, maar die verbleekt bij al die andere crises. Het is, kortom, haast een wonder dat er in Libanon met minstens zes crises niet nog veel méér wordt geprotesteerd.
Sommige van deze protesten zijn de afgelopen dagen flink uit de hand gelopen, met branden en vechtpartijen tot gevolg. Nu zijn dit soort massademonstraties altijd al een direct gevaar voor de openbare orde. Maar in het geval van Libanon komt daar nog iets bij. Er is geen land in het Midden-Oosten dat meer minderheden kent dan het land van de ceder. Soennieten, sjiieten, en vooral heel veel christelijke groeperingen zoals maronieten, Grieks-orthodoxen en Armeniërs hebben allemaal hun zwaarbevochten rechten die elkaar in een uiterst wankel evenwicht houden.
Maatschappelijke onrust kan daardoor juist in Libanon maar al te makkelijk in etnische haat omslaan. De slepende Libanese burgeroorlog, van 1975 tot 1990, is daar het trieste bewijs van. Een glimp van hetzelfde mechanisme was helaas ook afgelopen dagen te zien in de Libanese straten. Nadat een Armeens-Libanese tv-presentator de Turkse president Erdogan had beledigd, gingen grote groepen Turksgezinde inwoners van Libanon de straat op, zwaaiend met Turkse vlaggen en massaal hatelijke leuzen schreeuwend tegen Armeniërs, en Armenië in het algemeen.
De geschiedenis van de Armeense genocide in Turkije, ruim honderd jaar geleden, en van de Libanese burgeroorlog, dertig jaar geleden, maakt dit soort incidenten in Libanon extra zwaarbeladen. Veel demonstranten hebben helemaal niets met dergelijk sektarisch gedrag, maar feit is dat de religieuze scheidslijnen in Libanon nog steeds overal aanwezig zijn. Het land gaat een onzekere toekomst tegemoet.